Het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg te Eindhoven heeft bepaald dat een voormalig huisarts uit Oss nooit meer arts mag zijn. De arts is door het tuchtcollege definitief uit het zogenoemde BIG-register geschrapt.

De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) gaf de arts eerder een bevel. De arts mocht met ingang van 7 augustus 2013 geen gezondheidszorg meer verlenen aan minderjarigen totdat het medisch tuchtcollege zich zou hebben uitgesproken over de handelwijze van de arts. Die uitspraak van het tuchtcollege was vandaag.

Het tuchtcollege overweegt in haar uitspraak:
“Verweerder was vanaf 3 februari 1999 als huisarts ingeschreven in het BIG-register. In 2001 werd hij strafrechtelijk veroordeeld wegens het in bezit hebben van kinderporno en seksueel grensoverschrijdend gedrag jegens minderjarige patiënten. De strafrechter bepaalde dat, naast een gevangenisstraf voor de duur van drie jaar waarvan een jaar voorwaardelijk, de inschrijving van verweerder in het BIG-register voor de duur van vier jaren moest worden doorgehaald. De doorhaling vond plaats per 14 september 2001. Op 13 september 2005 is verweerder op zijn verzoek weer als arts in het BIG-register ingeschreven, waarna hij in mei 2007 opnieuw strafrechtelijk tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden werd veroordeeld voor het in bezit hebben van kinderporno en voor het handelen in strijd met de Wet wapens en munitie.

Begin 2013 verschenen berichten op internet waarin gemeld werd dat verweerder, ondanks dat hij twee maal veroordeeld was voor zedendelicten, nog altijd als arts was ingeschreven in het BIG-register. In de berichten werd gesuggereerd dat verweerder werkzaam was als scheepsarts.

(…)

Vast staat dat verweerder herhaaldelijk zedenmisdrijven heeft gepleegd en daarvoor tot aanzienlijke gevangstraffen is veroordeeld. Het tuchtrecht heeft mede tot doel de bescherming van het publiek. Dit doel brengt mede dat in ieder geval moet worden zeker gesteld dat verweerder, die in het gesprek met klaagster van 28 februari 2013 heeft gezegd dat hij begrijpt dat er zorgen zijn als hij in aanraking komt met kinderen, geen patiëntcontacten meer zal hebben met minderjarige patiënten. Het college is van oordeel dat het belang van de individuele gezondheidszorg en de bescherming van het publiek vereist dat verweerder zich ook zal onthouden van gezondheidszorg aan meerderjarigen. De dreiging die van het handelen van verweerder uitgaat is zodanig ernstig dat ook voorkomen moet worden dat verweerder zich bezig zou kunnen houden met de behandeling van (jong)volwassenen. De enige veilige weg is dan een totaal verbod. In dit verband is nog van belang dat verweerder ter zitting er niet blijk van heeft gegeven dat hij inzicht heeft in zijn handelen en zich bewust is van de potentieel zeer ernstige dreiging die nog steeds van hem uitgaat. Het college kan niet, zoals verweerder ter zitting vroeg, vertrouwen op zijn discipline als oud-commando en ervan uitgaan dat verweerder zich uit eigen beweging van handelingen op het gebied van de individuele gezondheidszorg zal onthouden. Bovendien is niet gebleken dat verweerder zich heeft opengesteld voor behandeling. Dat verweerder, zoals hij ter zitting stelde, zich vanaf 2000 van deze handelingen heeft onthouden, vormt voor het college onvoldoende basis om tot een minder verstrekkende maatregel te komen.

Wat de op te leggen maatregel betreft, overweegt het college als volgt.

Het hiervoor overwogene leidt er toe dat er voldoende grond bestaat voor het oordeel dat doorhaling van de inschrijving geïndiceerd is, waaronder begrepen toewijzing van de gevraagde voorlopige voorziening.

Om redenen aan het algemeen belang ontleend, bepaalt het college dat deze beslissing zal worden gepubliceerd als na te melden.

De beslissing
Het college:
– verklaart de klacht gegrond;
– legt aan verweerder de maatregel op van doorhaling van de inschrijving in het register;
– legt tevens, bij wijze van voorlopige voorziening, een terstond van kracht wordende schorsing van de inschrijving op;
– bepaalt dat om redenen aan het algemeen belang ontleend, de beslissing zal worden gepubliceerd in de Staatscourant en ter publicatie zal worden aangeboden aan het tijdschrift “Medisch Contact”.