In drie recente uitspraken hebben tuchtrechters grenzen gesteld aan de privacybescherming in de letselschadepraktijk ten aanzien van (medische) second opinions. En ook voor de verzekeringspraktijk hebben deze uitspraken een gelding. Dat schrijft Mr. Bart Holhuis voor JPR Advocaten.
De meest recente uitspraak dateert van 26 augustus 2016. Het Hof van Discipline in Den Haag, dat de hoogste tuchtrechter voor advocaten is, bepaalde toen dat een advocaat mag meewerken aan het inschakelen van medici voor een contra-expertise –voor de toetsing van een onafhankelijke expertise- zonder daarvoor de toestemming van het (letselschade-) slachtoffer nodig te hebben. Volgens het Hof geldt het in art. 16 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens (WBP) opgenomen verbod om persoonsgegevens te verwerken niet voor zover dat noodzakelijk is voor de vaststelling, de uitoefening of de verdediging van een ‘recht in rechte’ (zoals vermeld in art. 23 sub c WBP). Weerlegging van een medische expertise is immers alleen mogelijk door het uitbrengen van een contra-expertise, aldus het Hof van Discipline. Ook bepaalde het Hof dat het (letselschade-) slachtoffer niet op de hoogte behoefde te worden gesteld van de contra-expertise. Of deze in een dergelijk geval een blokkeringsrecht heeft, is in de wet onvoldoende uitgewerkt. Het uiteindelijk oordeel daarover is aan de civiele rechter.
Ontwikkeling
Eerder had het Regionaal Tuchtcollege Groningen al uitgemaakt dat in geval van een contra-expertise het blokkeringsrecht niet geldt. Het is, aldus dat college, algemeen aanvaard dat het (letselschade-) slachtoffer niet op de hoogte behoeft te worden gesteld van het laten opstellen van een (eenzijdig) partijrapport, hetgeen ook heeft te gelden voor een medische rapportage. De voor een contra-expertise ingestelde externe medicus mag daaraan meewerken zonder dat deze zich ervan hoeft te vergewissen of het (letselschade-) slachtoffer daarvoor toestemming heeft verleend. Het college vond ook, dat de arts die aangesproken wordt, een dermate zwaarwegend belang heeft dat doorbreking van de geheimhoudingsplicht gerechtvaardigd is. Aldus mag hij eenzijdig en zonder medeweten en toestemming van de patiënt een partijdeskundige inschakelen. Het blokkeringsrecht van de patiënt is volgens dit tuchtcollege niet van toepassing, terwijl anonimisering van de rapportage ook niet nodig was. Deze laatste uitspraak sloeg op een zaak van 21 juli 2015.
Op 19 januari 2016 sprak het Regionaal Tuchtcollege Den Haag zich uit in soortgelijke bewoordingen. Dit college stelde vast dat het beroepsgeheim van de arts, zoals vastgelegd in de wet, bepalingen meebrengt voor de arts die de medische gegevens onder zich heeft. En dat die niet geldt voor de medische contra-expert. Deze behoeft ook niet te verifiëren of de patiënt toestemming heeft gegeven voor het verstrekken van zijn gegevens. Ook het vermelden van naam en geboortedatum van de onderzochte persoon vond dit college geen schending van de privacy van de patiënt.
Conclusies
Het is dus duidelijk dat met deze uitspraak van het Hof van Discipline een advocaat zonder toestemming van zijn wederpartij een medische second opinion mag laten uitbrengen ter beoordeling en/of versterking van de procespositie van zijn cliënt. Aldus Mr. Bart Holhuis. Of deze uitspraak ook geldt voor artsen en/of medische adviseurs bij verzekeraars geldt, is nog niet helemaal duidelijk. Het wachten is hierin op een uitspraak van het Centraal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg.
In de beroepscode voor geneeskundige adviseurs (BGA) is de mogelijkheid van het raadplegen van een andere arts als mogelijkheid wel vastgelegd. De hierboven besproken uitspraken van de beide Regionale Tuchtcolleges zijn daarmee ook in lijn. Ook artikel 21 van de Wet Bescherming Persoonsgegevens levert een wettelijke grondslag voor de door deze colleges goedgekeurde verwerking van de gezondheidsgegevens van een patiënt c.q. (letselschade-) slachtoffer in het kader van een contra-expertise.
Bron: www.jpr.nl