De Minister van Defensie is verantwoordelijk voor de schade die een “Dutchbatter” door PTSS lijdt. Dat heeft de Centrale Raad van Beroep op 25 maart 2013 bepaald in het hoger beroep van een Dutchbat III militair in een tussenuitspraak. De Minister van Defensie is verantwoordelijk omdat onvoldoende maatregelen zijn genomen om blijvende PTSS bij de “Dutchbatter” te voorkomen, aldus de Centrale Raad van Beroep. De minister moet nu van de Centrale Raad van Beroep vóór 25 juni 2013 over vergoeding van de schade een nieuw besluit nemen.
De Centrale Raad van Beroep is de hoogste rechter op het gebied van het sociale bestuursrecht, het burgerlijke en militaire ambtenarenrecht en delen van het pensioenrecht.
In zijn tussenuitspraak van 25 maart 2013 heeft de Centrale Raad van Beroep bepaald – evenals de rechtbank ’s-Gravenhage eerder deed – dat de Minister van Defensie in deze zaak niet voldeed aan de op hem als werkgever rustende zorgplicht. Daarom is de minister ook volgens de Centrale Raad van Beroep verantwoordelijk voor door de militair (“Dutchbatter”) geleden schade. De Centrale Raad van Beroep vindt dat de Minister van Defensie bij beëindiging van de missie in Zagreb en daarna, niet genoeg nazorg aanbood. Daardoor kreeg de PTSS bij de militair een blijvend karakter.
De Centrale Raad van Beroep is ook van oordeel dat de zorgplicht niet mag worden beoordeeld aan de hand van onder oorlogsomstandigheden genomen operationele beslissingen. De aard van het militaire bedrijf verzet zich daartegen (zie ook ECLI:NL:CRVB:2003:AN8521).
Het ging in deze zaak om een Dutchbat militair die in 1995 werd uitgezonden als lid van Dutchbat III. Hij was aanwezig bij de val van Srebrenica. Op 11 juli 1995 sloeg vlakbij de “Dutchbatter” een mortiergranaat in. Dit leidde bij de “Dutchbatter” tot psychische klachten. De mortierinslag is volgens de minister een dienstongeval. De militair krijgt in verband met de gevolgen van dat dienstongeval een uitkering. Daarbij is aangenomen dat de mortierinslag bij de militair leidde tot een acute stressstoornis. Die stoornis heeft zich door de verdere schokkende gebeurtenissen ontwikkeld tot een PTSS. In 2000 verzocht de “Dutchbatter” de Minister van Defensie om vergoeding van alle door hem door de uitzending naar Srebrenica geleden schade. De militair vond dat hij daar recht op had omdat de minister als werkgever zijn zorgplicht niet na kwam. De minister vond echter dat hij niet verantwoordelijk was en wees de gevraagde schadevergoeding af. De rechtbank vernietigde (ECLI:NL:RBSGR:2005:AU6006) al eerder dat besluit en droeg de minister op een nieuwe beslissing te nemen. De Minister van Defensie moet dus nu dus ook van de Centrale Raad van Beroep een nieuw besluit nemen, waarbij de Centrale Raad van Beroep ervan uit gaat dat de militair zijn schade binnen een maand nader onderbouwt. De Centrale Raad van Beroep zal dat nieuwe besluit vervolgens weer beoordelen en einduitspraak doen.