Bestuurslid pedoclub Martijn toch weer in opspraak
21-01-2020
Opnieuw is de Hengeloër Marthijn U., oud-bestuurslid van de verboden verklaarde pedovereniging Martijn, in opspraak geraakt. Nadat de politie vanmiddag, 21 januari 2020, met veel machtsvertoon zijn woning aan de Castorweg binnenstormde, is de recherche nu bezig met onderzoek. Justitie hult zich vooralsnog in stilzwijgen, maar de inval volgt nadat er nieuwe aangiften tegen U. waren binnengekomen omdat hij opnieuw volop actief was op internet. Vanwege die activiteiten had de Hengelose letselschade-expert Yme Drost in juni vorig jaar aangifte gedaan tegen Marthijn U., oud-bestuurslid van de pedoclub Martijn. De vereniging was in 2014 door de Hoge Raad verboden verklaard, maar Drost zegt over aanwijzingen te beschikken dat meerdere oud-bestuursleden, onder wie Marthijn U., op internet verder waren gegaan met de omstreden pedoclub. Na de aangifte van Drost startte het Openbaar Ministerie een strafrechtelijk onderzoek op.
Stormram
De politie drong vanmiddag met een stormram de woning van Marthijn U. binnen. Rond het huis hangen overigens tal van beveiligingscamera’s, uit voorzorg opgehangen nadat U.’s huis in het verleden meermalen mikpunt was van vernielingen en opstootjes met boze burgers. De ramen zijn beplakt met plastic, waardoor naar binnen kijken vrijwel onmogelijk is. Yme Drost was nog niet op de hoogte van de inval. “Niettemin, goed te horen dat justitie onze aangifte blijkbaar voortvarend heeft opgepakt en kennelijk bezig is met grondig onderzoek,” zegt hij.
Oud-bestuursleden actief op internet
Yme Drost had vorig jaar aangifte gedaan omdat volgens hem oud-bestuursleden bezig waren om de activiteiten van de pedoclub via internet ‘gewoon’ voort te zetten. “En niet op het darkweb, het afgeschermde deel, maar op het voor iedereen openbare internet,” aldus Yme Drost. Drost zegt op basis van uitvoerig onderzoek aanwijzingen te hebben gevonden dat oud-bestuursleden van de verboden pedoclub nog altijd volop actief waren: “Het bestuurslid Marthijn U. is overigens wel slim genoeg om op de websites die hij beheert geen dubieuze links te plaatsen. Maar wie vanuit links op zijn website doorklikt, stuit op sites met verdachte afbeeldingen. Geen foto’s of video’s van kinderen van vijf of zes jaar, maar juist de ‘grensgevallen’: kinderen van wie niet op het eerste oog zichtbaar is of ze minderjarig zijn.”
Strijd tegen kindermisbruik
De letselschade-expert van Drost Letselschade strijdt al jaren tegen kindermisbruik. Hij vertegenwoordigt onder meer de belangen van de Stichting Strijd Tegen Misbruik. Deze stichting werd in het leven geroepen door de ouders van een meisje uit Glanerbrug, dat jarenlang door een buurman seksueel werd misbruikt. In die spraakmakende affaire werd deze buurman uiteindelijk tot vijftien jaar cel en tbs veroordeeld. Niet alleen voor ontucht met twee minderjarige meisjes, maar ook voor de lustmoord op een achtjarig meisje in zijn vroegere woonplaats Deventer. Marcel Jeninga, voorzitter van deze stichting, had nog niet gehoord van de inval in de woning van Marthijn U. “Maar ik vind het een goede zaak dat justitie deze zaak blijkbaar zo serieus oppakt.” BRON: RTV Oost
OM onderzoekt twee oud-leden pedoclub Martijn
11-12-2019
Twee prominente oud-leden van de verboden pedovereniging Martijn zijn online weer volop actief en strijden voor de legalisatie van seks tussen volwassenen en kinderen. In een besloten e-maillijst, waar RTL Nieuws toegang tot kreeg, worden zelfs tips gedeeld om kinderen te misbruiken. Dat blijkt uit onderzoek van RTL Nieuws, dat maandenlang undercover ging binnen de besloten e-mailgroep van pedoclub Martijn. Letselschade-expert Yme Drost vroeg in 2010 het Openbaar Ministerie om de vereniging Martijn door de rechter te laten verbieden en te ontbinden. De Hoge Raad verbood en ontbond de vereniging uiteindelijk begin 2014 omdat de leden seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen verheerlijkten en propageerden. Het Openbaar Ministerie is in juni 2019 begonnen met een nieuw onderzoek. Een oud-voorzitter van de pedofielenvereniging kondigde toen op zijn site een besloten mailgroep aan. Daarop deed Marcel Jeninga, oprichter van de stichting Strijd Tegen Misbruik, aangifte. Hij kreeg daarbij hulp van Yme Drost. Ze menen dat de oud-leden van Martijn op dezelfde voet maar in andere vorm zijn doorgegaan. Het OM bevestigde tegenover Drost dat de oud-leden van pedoclub Martijn momenteel strafrechtelijk worden onderzocht nadat er door Drost twee aangiftes zijn gedaan. “We kijken naar de website waar in de aangifte naar wordt verwezen, en ook naar de mailinglijst waar RTL Nieuws onderzoek naar heeft gedaan”, laat officier van justitie Annemarie Kwaspen weten. Het strafrechtelijk onderzoek moet binnen enkele maanden zijn afgerond. Dan neemt het OM het besluit om te gaan vervolgen of niet.
Besloten lijst
Volgens de beheerder telt de e-maillijst 34 leden. Je krijgt alleen toegang als je schriftelijk bevestigt dat je seks tussen volwassenen en kinderen wil legaliseren. De e-maillijst staat op naam van één van de prominente oud-leden van pedoclub Martijn, en wordt gepromoot door de man die jaren het gezicht was van de vereniging. De afgelopen maanden zijn er door de leden ruim 200 e-mails verstuurd. Binnen deze besloten kring verheerlijken de leden seks met jonge kinderen. Er wordt uitgebreid beschreven welke seksuele handelingen je bij welke kinderen kunt uitvoeren, en vanaf welke leeftijd die handelingen ‘geschikt’ zijn. “Kinderen jonger dan zes jaar kunnen gewoon heel erg van penetratie genieten”, schrijft één van de leden. De leden vinden dat seks met kinderen legaal moet zijn. “Door alle seksuele interacties met kinderen verkrachting te noemen, met bizarre gevangenisstraffen tot gevolg, creëert onze maatschappij monsters”, schrijft één van de oud-leden van de pedovereniging. Hij stelt dat sommige mannen hierdoor in isolement raken, ‘zwakke slachtoffers’ uitkiezen die zich niet uitspreken en dan ‘gewoon plezier hebben’.
Handboek
Een van de leden deelt binnen besloten kring ook een uitgebreid handboek om kinderen te misbruiken. In het boek staat beschreven hoe je kinderen kunt vinden, bijvoorbeeld binnen je eigen sociale kring, op straat of via crèches en sportverenigingen. Ook raden de auteurs aan om op datingwebsites op zoek te gaan naar ‘dikke en lelijke’ alleenstaande moeders, die mannen ‘het makkelijkst hun familie binnen laten’. Zo’n 170 pagina’s beschrijven tot in detail hoe je seksuele handelingen met kinderen verricht. Daarin worden hypothetische situaties geschetst waarin stap voor stap wordt uitgelegd hoe je een kind aanspreekt, verleidt, misbruikt en vervolgens zijn of haar mond laat houden. Ook wordt uitgebreid stilgestaan bij hoe je bewijsmateriaal als DNA-sporen veilig van een kind verwijdert. Het handboek is een variant op het beruchte ‘pedohandboek’, waar RTL Nieuws vorig jaar over publiceerde. Dit nieuwe document zou zijn geschreven door een team van vijf mensen, waar naar verluidt een kinderpsycholoog, pedagoog en medewerker van een kinderdagverblijf deel van uitmaken.
Protestacties
Een van de leden van de besloten e-maillijst, de man achter het activistische Twitteraccount ‘Kinderbevrijdingsfront’, organiseert publieke protestacties. Zo stond hij tijdens de Pride Amsterdam te flyeren om seks met zeer jongere kinderen te legaliseren. Zijn acties worden door de andere leden gesteund. Op Twitter vertelt Kinderbevrijdingsfront dat hij een relatie heeft met een vijfjarige jongen, die ook bij hem blijft slapen. Daar zouden ‘geheimpjes’ plaatsvinden die zijn moeder niet mag weten. Hij tweette ook: “Au, het blijkt toch dat er zoiets bestaat als te strak.” Zijn Twitteraccount is inmiddels verwijderd, en hij is door de politie aangesproken op zijn tweets. De man heeft contact met oud-leden van pedoclub Martijn. Niet alleen via de besloten e-maillijst, maar ook offline tijdens afspraken. Zo waren de oud-leden van de pedovereniging aanwezig bij een zaak die Kinderbevrijdingsfront voerde tegen Pride Amsterdam. De man spande de zaak aan omdat hij niet mocht deelnemen aan het evenement, en vond dat discriminerend. Het College voor de Rechten van de Mens kwam tot de conclusie dat het hierover geen uitspraak kon doen.
Aangiftes
Vermoedens dat de oud-leden van Vereniging Martijn hun activiteiten online doorzetten, zijn er al langer. Afgelopen zomer deed Yme Drost namens de Stichting Strijd Tegen Misbruik daarvan aangifte. De aangifte was voor het OM aanleiding om een onderzoek te beginnen. Inmiddels is er sprake van een strafrechtelijk onderzoek, bevestigt het OM. Wim Voermans, hoogleraar staats- en bestuursrecht aan de Universiteit Leiden, stelt dat de besloten e-maillijst een voortzetting is van de activiteiten van de verboden Vereniging Martijn. Hij vindt dan ook dat het OM tot vervolging over moet gaan. “Je moet dit niet laten glippen. Dit is niet onschuldig, dit is even gevaarlijk als die vereniging zelf was. Dat krijg je hier nu terug, alleen in een andere gedaante. En ook daar moet je tegen optreden. Ik vind het heel kwalijk wat hier gebeurt.” Sinds donderdag 5 december is de besloten e-maillijst veranderd in een publiek prikbord waar een van de oud-leden van de pedovereniging de ingezonden berichten beheert en publiceert. “Dat is alleen nog maar erger”, stelt Voermans. “Ze stappen van privé naar openbaar, en gaan actiever aan de slag. Schaamteloos schakelen ze hiermee nog een tandje op.”
Praatgroepen
Zo’n besloten e-maillijst kan mensen tot seksueel kindermisbruik aanzetten, stelt forensisch psycholoog Ellen Janssen van Stop it Now!, een organisatie die mensen helpt die bezorgd zijn over hun seksuele gevoelens voor minderjarigen. “Als seks met minderjarigen wordt genormaliseerd en specifiek wordt beschreven hoe en wat, dan kan dat mensen op ideeën brengen waardoor ze wellicht tot handelen overgaan.” Terwijl praatgroepen voor mensen met seksuele gevoelens voor minderjarigen juist kunnen helpen, vertelt Janssen: “Vaak denken mensen dat ze de enige zijn met die gevoelens. Maar als je dan hoort dat er ook anderen zijn, die hebben leren leven met diezelfde gevoelens, kan je dat ontzettend steunen. Vooral omdat er genoeg anderen zijn die juist een leuk leven leiden met fijne vrienden die hen juist steunen in plaats van veroordelen.”
Privé-initiatief
Volgens de oud-leden van pedoclub Martijn is de besloten e-maillijst een ‘privé-initiatief’ van een van de oud-leden, zo laten de mannen weten in een schriftelijke reactie aan RTL Nieuws. Kinderbevrijdingsfront stelt dat hij op eigen initiatief handelt, en er geen oud-leden van Martijn bij betrokken zijn. BRON: RTL Nieuws, de Volkskrant, RTV Oost
Pedohandboek moet verboden worden’
11-06-2019
De Stichting Strijd Tegen Misbruik eist dat een handboek voor kindermisbruik wordt verboden en dreigt naar de rechter te stappen. Op internet is het boekwerk te vinden. Hierin staan aanwijzingen om kinderen ongezien te misbruiken. Uit onderzoek van RTL Nieuws bleek dat op het DarkWeb zo’n handboek al tien jaar lang door pedoseksuelen wordt gedeeld en aangevuld met tips. Eerder zei minister Grapperhaus van Justitie dat juristen op zijn departement hebben gekeken naar het handboek, maar daarin geen strafbaar materiaal zien. De Stichting Strijd Tegen Misbruik legt zich daar niet bij neer en stapt als het moet naar de rechter om een verbod af te dwingen. Eerder deed de stichting al aangifte tegen pedofielenvereniging Martijn. De vereniging werd na een jarenlange juridische strijd van deze stichting en van rechtskundige Yme Drost verboden.
Eenvoudig vindbaar pedohandboek
De stichting ziet grote overeenkomsten tussen de informatie die binnen Martijn werd verdeeld en het handboek. Daarin wordt gedetailleerd beschreven wanneer welke seksuele handelingen kunnen worden verricht. Ook worden tips gegeven hoe kinderen kunnen worden benaderd en misbruik onopgemerkt kan blijven. Tot nu toe zou het handboek alleen beschikbaar zijn op het dark web, het verborgen deel van het internet. Maar nu trof het AD delen ervan ook op het reguliere internet aan, waar het eenvoudig te vinden is. Drost noemt dat schandalig en vindt het ongelooflijk dat hij stuit op politieke onwil. “Als ouders in Nederland de inhoud van dit boek zouden kennen – overigens moeten ze het vooral niet lezen – zou het land op zijn kop staan.”
Verdrag
Ook in de strijd tegen Martijn werd in de politiek eerst weinig noodzaak gevoeld actie te ondernemen. Ook zouden er te weinig mogelijkheden zijn voor een verbod. Drost benadrukt dat hij toen niet opgaf en ook nu vastbesloten is door te zetten. In Engeland is het boek al verboden. Drost zegt een beroep te kunnen doen op het Verdrag van Lanzarote, waarin landen hebben afgesproken kinderen te beschermen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. De stichting heeft de Tweede Kamer al aangeschreven om de beschikbaarheid van het handboek aan de kaak te stellen. Oprichter van de stichting Marcel Jeninga is van plan aangifte te doen als er op een andere manier geen zaak wordt gemaakt van de beschikbaarheid van het handboek. BRON: AD.nl
Hoge Raad: veroordeling pedo Geert B. blijft in stand
25-03-2015
15 jaar en TBS voor doodslag en zedendelicten
De Hoge Raad der Nederlanden heeft gisteren het cassatieberoep van de uit Glanerbrug (Enschede) afkomstige Geert B. verworpen. Geert B. werd eerder in hoger beroep door het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar en TBS. Hij kreeg die straf voor onder meer het seksueel misbruiken van zijn 3-jarige buurmeisje uit Glanerbrug en het vervaardigen van kinderpornografische foto’s van haar. Daarnaast werd Geert B. veroordeeld voor de doodslag op en het seksueel misbruiken van zijn vroegere buurmeisje Semiha (8). Deze laatste misdrijven dateren uit de tijd dat Geert B. nog in Deventer woonde.
Strafzaak Geert B. leidde tot verbod pedovereniging Martijn
De zaak Geert B. vormde feitelijk ook de aanleiding tot het verbieden en ontbinden van de pedofielenverening Martijn. Bij de behandeling van de strafzaak tegen Geert B. voor de rechtbank in Zwolle in 2010, werd door de officier van justitie een verband geopperd tussen de handelwijzen van Geert B. en de pedofielenvereniging. Het zou daarbij gaan om “tips en tricks” die de pedofielvereniging zou verstrekken. Voor de ouders van het 3-jarige meisje uit Glanerbrug en de hun bijstand verlenende letselschade-expert Yme Drost waren de uitlatingen van B. ter zitting de directe aanleiding om het Openbaar Ministerie te vragen de pedovereniging te laten verbieden en te ontbinden. Een lange procedurele weg volgde. Er werd geprocedeerd tot aan de Hoge Raad. Ons hoogste rechtscollege bevestigde uiteindelijk in april 2014 het definitieve einde van de pedofielenvereniging.
Ouders kritisch over houding overheid
Marcel en Priscilla, de ouders van het 3-jarige misbruikte meisje uit Glanerbrug zijn blij met het arrest van de Hoge Raad. Marcel blijft echter kritisch over de houding van de overheid als het gaat om financiële hulp aan slachtoffers van pedoseksuele zedendelicten. “Het bedrag dat wij uiteindelijk kregen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven was feitelijk een schijntje. Ze laten je gewoon met je schade zitten. Ik begrijp dat niet”, zegt Marcel. Ook is Marcel zeer kritisch over het feit dat de ouders van slachtoffers hun schade nog niet via de strafrechter op de dader kunnen verhalen. Volgens letselschade-expert Drost is het Ministerie van Justitie bezig die omissie in de wet op te lossen. Voor Marcel en Priscilla komt de eventuele reparatie van de wet echter te laat. Drost pleit er voor dat het Schadefonds Geweldsmisdrijven ruimhartiger omgaat met schadeclaims van ouders van slachtoffers van seksuele delicten: “Het leed en de schade van deze mensen is onnoemelijk. Als samenleving hebben wij voor hen een bijzondere verantwoordelijkheid in acht te nemen. Het zal je kind maar wezen.” Marcel en Priscilla zetten hun strijd voor ouders van slachtoffers van zedendelicten, onder de naam Strijd Tegen Misbruik voort via Facebook en Twitter.
Vereniging Martijn definitief verboden!
03-02-2015
Na de uitspraak van de Hoge Raad van 18 april 2014, waarbij de Vereniging Martijn werd verboden, maakte Vereniging Martijn de gang naar het Europese Hof voor Rechten van de Mens (EHRM), teneinde het verbod ongedaan te maken. Hiervoor nam de Vereniging advocaten Gerard Sprong en Sidney Smeets in de arm. De klacht richtte zich op mensenrechtenschendingen. Letselschade-expert Yme Drost, die namens de ouders van een seksueel misbruikte peuter de zaak aan het rollen bracht, gaf toentertijd de advocaten al weinig kans.
Uitspraak
Deze week is bekend geworden dat het Europees Hof voor de Rechten van de Mens de ingediende klacht naast zich neer heeft gelegd. Door deze beslissing blijft Vereniging Martijn verboden. De zaak is niet in behandeling genomen, omdat het volgens het hof in Straatsburg niet duidelijk was of de persoon, die advocaat Spong vroeg de klacht in te dienen, wel gerechtigd was namens de vereniging te spreken. Vereniging Martijn kan niet nogmaals in beroep gaan. Een partij heeft namelijk na de uitspraak van Nederlands hoogste rechter slechts een half jaar tijd om een klacht bij het EHRM in te dienen. Die termijn is nu verstreken.
Vereniging Martijn stapt naar Europees Hof
22-07-2014
De door de Hoge Raad bij beschikking van 18 april 2014 verboden en ontbonden verklaarde Vereniging Martijn stapt naar het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM). De vereniging Martijn heeft daarvoor de advocaten Gerard Spong en Sidney Smeets in de arm genomen.
Mensenrechtenschendingen
De klacht zal zich volgens de advocaten richten op mensenrechtenschendingen. Het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) garandeert het recht op vrijheid van vereniging en het recht op vrije meningsuiting. Onder omstandigheden mag een inbreuk gemaakt worden op deze rechten. De advocaten menen dat de Hoge Raad onvoldoende heeft gemotiveerd waarom een verbod van de vereniging Martijn in weerbare democratische samenleving noodzakelijk is. De klacht zal de komende tijd worden voorbereid en uiterlijk in oktober 2014 bij het hof worden ingediend, zo laat het advocatenkantoor Spong op haar website weten.
“Weinig kans”
Letselschade-expert Yme Drost, die namens de ouders van een seksueel misbruikte peuter de kwestie in mei 2010 aan het rollen bracht, geeft de advocaten weinig kans. Hij spreekt van een gedegen beschikking van de Hoge Raad en een dito advies van de Advocaat Generaal. Het dossier Pedoclub Martijn vindt u hier
Verbod Martijn: Blijdschap overheerst bij Marcel en Priscilla
19-04-2014
De vlag ging gisteren figuurlijk uit bij Marcel en Priscilla. Hun strijd tegen de pedovereniging Martijn werd gisteren door de Hoge Raad der Nederlanden beslecht. De vereniging werd na een lange juridisch strijd definitief verboden en ontbonden verklaard. In juni 2009 werd bekend dat het driejarige dochtertje van Marcel en Priscilla vanaf haar eerste levensjaar was misbruikt door buurman Geert B. Na enige teleurstellende ervaringen met de politie in de zaak van hun dochtertje, vroegen ze de Hengelose letselschade-expert Yme Drost of hij hun verder bij wilde staan. Ze kenden Drost nog van de tijd, dat hij hun als slachtoffers van de vuurwerkramp bijstand verleende. Drost kon, hoewel hij zich met misbruikzaken beroepsmatig weinig bezig hield, niet weigeren. Daarvoor was wat het Enschedese gezin meemaakte te schrijnend.
Dader kreeg tips voor misbruik van vereniging Martijn
Tijdens de strafzaak tegen Geert B. betoogde de officier van justitie dat de verdachte had verklaard tips te hebben gekregen van de Vereniging Martijn. Marcel en Priscilla waren verbijsterd: een vereniging van pedofielen die ‘tips en tricks’ geeft om kinderen te misbruiken? In overleg met Drost werd direct besloten aangifte tegen de vereniging te doen en het Openbaar Ministerie (OM) te vragen actie te nemen met betrekking tot het laten verbieden en ontbinden van de vereniging. De bevoegdheid om een verzoekschrift tot het verbieden en ontbinden van een vereniging bij de rechtbank in te dienen, komt in ons land namelijk alleen het OM toe.
OM zag aanvankelijk geen mogelijkheden
Het antwoord van het OM was in eerste instantie teleurstellend. Het OM zag, na advies van de landsadvocaat, geen mogelijkheden de vereniging te verbieden. Drost klom in de pen, wees onder meer op het Verdrag van Lanzarote, en verzocht Minister van Justitie Ivo Opstelten het OM te dwingen een verzoek tot ontbinding en verboden verklaring bij de rechtbank in te dienen. Het bleef lange tijd stil, de minister verklaarde het OM er niet toe te hebben aangezet, maar het Openbaar Ministerie ging wel om. Vice-president mr. F.B. Bakels van de Hoge Raad der Nederlanden
Hoge Raad herstelde beschikking Rechtbank
De rechtbank in Assen verbood de vereniging Martijn en verklaarde die ontbonden. Het Gerechtshof Leeuwarden draaide bij beschikking het besluit van de rechtbank echter weer terug. Gisteren herstelde de Hoge Raad de oorspronkelijke beschikking van de rechtbank Assen weer in ere. De Vereniging Martijn is definitief verboden en ontbonden verklaard.
Geen volledige vergoeding schade
Het was gisteren een drukke dag voor Marcel en Priscilla nadat vice-president mr. Bakels van de Hoge Raad, de beschikking had uitgesproken. Media vroegen hen om commentaar op de beschikking. Het leidde zichtbaar tot emoties. Hun lijdensweg is lang geweest en duurt nog altijd voort. Naast het smartengeld voor hun dochtertje, kregen de ouders slechts een klein deel van hun materiële schade vergoed van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. Het Schadefonds is slechts bedoeld om (ouders van) slachtoffers gedeeltelijk tegemoet te komen. Bezwaar en beroep bij het Schadefonds waren bovendien nodig voor het toegewezen krijgen van de geringe tegemoetkoming waarop ze recht hadden. Ook bij de strafrechter konden ze voor het grootste deel van hun vordering niet terecht. De wet biedt die mogelijkheid simpelweg niet. Drost vroeg eens op een congres aan staatssecretaris Teeven om aanpassing van de wet. Die aanpassing lijkt er nu eindelijk aan te komen. Voor Marcel en Priscilla komt die wetswijziging helaas te laat.
Blijdschap overheerst
Toch zijn Marcel en Prescilla voldaan over wat ze bereikt hebben. Er is meer aandacht gekomen voor de vervolging van pedoseksuelen en bezitters van kinderporno. De Vereniging Martijn is verboden en ouders van toekomstige slachtoffers krijgen straks de mogelijkheid om hun schade via de strafrechter te verhalen. Blijdschap dus bij Marcel en Priscilla, maar ook de herinnering aan de gevolgen van het seksueel misbruik. De lichamelijke en seksuele integriteit van hun dochtertje werd ernstig aangetast. En tot op de dag van vandaag kampt het kleine meisje nog altijd met problematiek die uit het misbruik is voort gekomen. De herinneringen zijn pijnlijk: het leven van Marcel en Priscilla ligt sinds de ontdekking van het misbruik overhoop. Gisteren overheerste echter de blijdschap.
Vereniging Martijn verboden en ontbonden
18-04-2014
De Hoge Raad heeft vandaag beslist dat de vereniging Martijn wordt verboden en ontbonden omdat haar activiteiten in strijd zijn met de openbare orde. Het Openbaar Ministerie (OM) had in 2011 bij de rechtbank een verzoek ingediend om de vereniging Martijn te verbieden en te ontbinden. De rechtbank wees dat verzoek in 2012 toe. Nadat Martijn hoger beroep had ingesteld, wees het gerechtshof bij beschikking de vordering echter af. De reden daarvoor was dat de samenleving volgens het hof in staat is zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die weliswaar verwerpelijk, maar niet strafbaar zijn. De samenleving dient ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd, aldus het hof. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten zelfs verheerlijkt en haar opvattingen ook propageert. Seksueel contact van volwassenen met jonge kinderen is naar de in Nederland levende maatschappelijke opvattingen echter een daadwerkelijke en ernstige aantasting van de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind, dat daardoor grote en blijvende psychische schade kan oplopen, aldus de Hoge Raad. Juist kinderen behoeven bescherming tegenover volwassenen die zulke handelingen verrichten, omdat zij in het algemeen door hun jeugdige leeftijd en de daarmee samenhangende kwetsbaarheid in een afhankelijke positie verkeren. Hoewel in het algemeen grote terughoudendheid moet worden betracht bij het verbieden en ontbinden van een vereniging, is het in dit zeer bijzondere geval in een democratische samenleving noodzakelijk dat de vereniging wordt verboden en ontbonden in het belang van de bescherming van de gezondheid en van de rechten en vrijheden van kinderen, zo overweegt de Hoge Raad. Uitspraak Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2014:948
Uitspraak Hoge Raad inzake vereniging Martijn
18-04-2014
ECLI:NL:HR:2014:948
Instantie: Hoge Raad Datum uitspraak: 18-04-2014 Zaaknummer: 13/02498 In cassatie op : ECLI:NL:GHARL:2013:BZ6041 Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:2379 Bron: Rechtspraak.nl
Uitspraak
18 april 2014 Eerste Kamer nr. 13/02498 LZ/TT Hoge Raad der Nederlanden Beschikking in de zaak van: Het OPENBAAR MINISTERIE, zetelende te ’s-Gravenhage, VERZOEKER tot cassatie, advocaat: mr. M.W. Scheltema, t e g e n de vereniging VERENIGING MARTIJN, statutair gevestigd te Hoogeveen, VERWEERSTER in cassatie, niet verschenen. Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als het OM en de vereniging.
1 Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken: a. de beschikking in de zaak 90511/HA RK 11-230 van de rechtbank Assen van 27 juni 2012; b. de beschikking in de zaak 200.113.338 van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 april 2013. De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2 Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft het OM beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit. De vereniging heeft geen verweerschrift ingediend. De conclusie van de Advocaat-Generaal L. Timmerman strekt tot vernietiging en afdoening op de wijze aangegeven onder 4.22 van de conclusie.
3 Beoordeling van het middel
Inleidende overwegingen 3.1 In deze zaak heeft het Openbaar Ministerie (het OM) een verzoek gedaan tot ontbinding van de vereniging op de voet van art. 2:20 BW. Het OM heeft aangevoerd dat de vereniging kinderen bedreigt in hun lichamelijke, emotionele en seksuele integriteit en hun rechten en vrijheden aantast. Daarom is de werkzaamheid van de vereniging in strijd met de openbare orde. De vereniging heeft als verweer aangevoerd (i) dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging zich verzetten tegen toewijzing van het verzoek. Zij heeft voorts aangevoerd (ii) dat op haar doelstelling ingevolge art. 2 van haar statuten niets is aan te merken, namelijk: “Het bespreekbaar maken van en het streven naar wettelijke en maatschappelijke acceptatie van ouderen-jongeren relaties”, (iii) dat haar leden op haar website uitdrukkelijk wordt geadviseerd zich aan de wet te houden, en ten slotte (iv) dat op deze website uitsluitend niet-strafbare uitingen en afbeeldingen openbaar worden gemaakt. 3.2.1 De rechtbank heeft het verzoek toewijsbaar geacht, de vereniging verboden en ontbonden, een vereffenaar en een rechter-commissaris benoemd, en haar beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaard. Zij overwoog daartoe, kort samengevat, als volgt. Het uitdragen van opvattingen die in de ogen van velen ongewenst zijn, is op zichzelf geen grond voor verbodenverklaring en ontbinding. De rechten van vereniging en van vrije meningsuiting komen immers aan iedereen toe. Dit neemt niet weg dat de werkzaamheid van de vereniging inbreuk maakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel. Het streven van de vereniging is dat haar leden seksueel contact met kinderen kunnen hebben. De vereniging verheerlijkt dat seksuele contact en stelt het voor als iets dat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. Aldus wordt een ernstige inbreuk gemaakt op de fundamentele waarden binnen onze samenleving. De vereniging tast de rechten van kinderen aan door een subcultuur te creëren, of aan het bestaan daarvan bij te dragen, waarbinnen seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden. De bescherming van de seksuele integriteit van kinderen is onmiskenbaar een van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde; de Nederlandse rechtsstaat behoort uit internationaalrechtelijk perspectief voor die inbreuk geen plaats te bieden. 3.2.2 De vereniging heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. Het hof heeft de beschikking vernietigd en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van het OM afgewezen. Zakelijk weergegeven overwoog het hof als volgt. (a) De website van de vereniging en diverse door haar bestuurders publiekelijk gedane uitlatingen roepen een consistent beeld op, namelijk van een hechte groep personen die de overtuiging koestert dat kinderen in beginsel gebaat zijn bij seksuele intimiteit met volwassenen. Op dit platform wordt een erotisch ideaal van het nog onvolgroeide kind tentoongesteld. In algemene zin is dat het beeld van de pure en onbezoedelde jeugd. Specifiek gaat het vooral om de verbeelding van jongens in de prepuberale fase als seksuele wezens. De volwassen pedofiel wordt daarnaast geplaatst als degene die – meer dan de leeftijdgenoten van de minderjarige – op een verantwoorde en liefdevolle wijze in diens ontluikende seksuele behoefte kan voorzien. Dit beeld wordt versterkt door de publicatie van expliciete erotische verhalen en foto’s van bijna geheel ontklede kinderen. De site bevat nagenoeg geen materiaal dat dit beeld corrigeert. De waarschuwing op de site dat de leden geen strafbare feiten moeten plegen, is in dit licht obligaat en onbetekenend. (rov. 4.18) (b) De site van de vereniging biedt dus niet slechts de mogelijkheid aan pedofielen om onbeschroomd over hun gevoelens en behoeften te spreken; door de keuze van het gepubliceerde materiaal voedt de vereniging die sentimenten voortdurend, en geeft zij steun aan de overtuiging van haar leden dat seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen puur en goed kunnen zijn. Het OM voert dan ook terecht aan dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten goedpraat, en ze zelfs verheerlijkt. Dit alles is naar het oordeel van het hof een daadwerkelijke en ernstige aantasting van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd. (rov. 4.19) (c) De hiervoor in (a) en (b) vermelde gedragingen zijn de werkzaamheid van de vereniging (rov. 4.17-4.20). (d) Hoewel de werkzaamheid van de vereniging een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd, is niet gebleken dat die werkzaamheid de samenleving ontwricht of kan ontwrichten. Van ontwrichting is immers geen sprake geweest sinds de oprichting van de vereniging in 1982. De samenleving is weerbaar en is in staat zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die weliswaar verwerpelijk, maar niet strafbaar zijn. De samenleving dient ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd. (rov. 4.20-4.22) De ontvankelijkheid van het door de vereniging ingestelde hoger beroep; beoordeling van de onderdelen 1.1 en 1.2 3.3.1 Onderdeel 1.1 van het middel is gericht tegen het oordeel van het hof dat de vereniging in haar hoger beroep kan worden ontvangen, hoewel zij door de rechtbank is ontbonden. Het onderdeel voert aan dat ons burgerlijk procesrecht niet de regel kent dat een partij recht heeft op een beoordeling van haar zaak in twee feitelijke instanties, en voegt daaraan toe dat in elk geval een niet-bestaande rechtspersoon geen recht van hoger beroep heeft. Het hof heeft zijn oordeel als volgt gemotiveerd: “4.2.2. Bij beëindiging van een rechtspersoon onderscheidt de wetgever in de artikelen 2:19 en 2:20 BW het moment waarop de rechtspersoon wordt ontbonden van het moment waarop zij ophoudt te bestaan. Die twee momenten kunnen in de tijd samenvallen (art. 2:19 lid 4 BW) maar noodzakelijk is dat niet. De rechtspersoon blijft na haar ontbinding bijvoorbeeld voortbestaan, voor zover nodig voor de afwikkeling van haar vermogen (art. 2:19 lid 5 BW). Ook in de rechtspraak wordt het hier bedoelde onderscheid gehanteerd. Zo kan een ontbonden rechtspersoon strafrechtelijk worden vervolgd, zelfs zonder dat er bekende baten voorhanden zijn (HR 2 oktober 2007, LJN: BA5825, NJ 2008, 550 en HR 16 november 2010, LJN: BM3630, NJ 2010, 625). Ook kan van een ontbonden vennootschap het faillissement worden uitgelokt (Hof Amsterdam 31 maart 2011, LJN: BQ1156, JOR 2011, 307) en kan een ontbonden vennootschap bestuurder zijn van een andere vennootschap (Hof Amsterdam 29 juni 2010 LJN BP2527, JONDR 2011, 158). Civiele procedures lopen door ondanks het ontbonden zijn van een rechtspersoon, zodat door dan wel tegen die rechtspersoon een veroordelend vonnis kan worden verkregen (Hof Amsterdam 22 november 2011, LJN: BU6627). Onder de daarvoor normaal geldende voorwaarden is een dergelijk vonnis vatbaar voor hoger beroep en cassatie. 4.2.3.Hoewel de wetgever niet uitdrukkelijk heeft bepaald dat een ontbonden rechtspersoon voortbestaat voor zover nodig om tegen de uitspraak waarin zij is ontbonden hoger beroep in te stellen, dient daarvan in het licht van het systeem van de wet en gezien de rechtspraak wel te worden uitgegaan. Een andere beslissing zou zich niet verdragen met het in het Nederlandse burgerlijk procesrecht verankerde uitgangspunt dat een partij in beginsel recht heeft op een beoordeling van haar zaak in twee instanties waarin over de feiten wordt geoordeeld. Ten slotte zou niet-ontvankelijkheid van de vereniging niet verenigbaar zijn met het beginsel van equality of arms dat besloten ligt in het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). De consequentie van een dergelijk oordeel zou immers zijn dat bij afwijzing van het verzoek tot ontbinding het openbaar ministerie wel de mogelijkheid zou hebben haar verzoek in hoger beroep nogmaals te laten beoordelen, terwijl bij toewijzing daarvan aan de vereniging een dergelijke mogelijkheid zou worden ontzegd.” 3.3.2 Aan het onderdeel ligt klaarblijkelijk het uitgangspunt ten grondslag dat de enkele omstandigheid dat de vereniging door de rechter is ontbonden, meebrengt dat zij – als niet langer bestaand – niet meer tegen de desbetreffende beslissing in beroep kon komen. Dit uitgangspunt is onjuist. Op grond van art. 2:19 lid 6 BW houdt een ontbonden rechtspersoon in geval van vereffening van haar vermogen eerst op te bestaan op het tijdstip dat de vereffening eindigt (HR 11 januari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX9762, NJ 2013/59). Omdat het hof niet heeft vastgesteld dat de vereffening van het vermogen van de vereniging is geëindigd, dient tot uitgangspunt bij de beoordeling van het onderdeel dat de vereniging nog bestaat. Daarom kan het onderdeel niet tot cassatie leiden. 3.3.3 Op zichzelf terecht voert het onderdeel aan dat ons burgerlijk procesrecht niet de regel kent dat een partij recht heeft op een beoordeling van haar zaak in twee feitelijke instanties. Dit neemt niet weg dat als uitgangspunt aan de wet ten grondslag ligt dat uitspraken vatbaar zijn voor hoger beroep, tenzij het tegendeel uit de wet voortvloeit. Geen specifieke wetsbepaling houdt in of brengt mee dat op dit uitgangspunt een uitzondering wordt gemaakt in het geval van ontbinding van een rechtspersoon op de voet van art. 2:20 BW. In zoverre faalt het onderdeel dus. 3.3.4 Onderdeel 1.2, dat een subsidiair karakter heeft ten opzichte van onderdeel 1.1, voert aan dat namens de ontbonden vereniging alleen door de vereffenaar hoger beroep kan worden ingesteld tegen de beschikking waarin de vereniging is ontbonden. Mede gelet op de omstandigheid dat de taak van de vereffenaar is om het vermogen van de ontbonden rechtspersoon te vereffenen, en dat daartoe niet behoort de behartiging van de belangen die zijn betrokken bij het voortbestaan van de rechtspersoon, kan het door het onderdeel verdedigde standpunt niet worden aanvaard. De ontbinding heeft tot gevolg dat de vereffenaars in de plaats treden van de bestuurders. Indien de rechter evenwel de rechtspersoon op de voet van art. 2:20 BW ontbindt en daarbij een of meer vereffenaars benoemt die niet voor de ontbinding bestuurder van de rechtspersoon waren, brengt de fundamentele aard van de, door art. 8 Gw en art. 11 EVRM gewaarborgde, vrijheid van vereniging mee, dat de bestuurders wat betreft de bevoegdheid tot het instellen van hoger beroep of cassatie tegen de rechterlijke uitspraak waarin de vereniging is ontbonden, pas defungeren als de ontbinding onherroepelijk wordt. Opdracht tot het instellen van hoger beroep tegen de onderhavige uitspraak kon dus nog worden gegeven door het bestuur, dat in zoverre nog bevoegd was de vereniging te vertegenwoordigen (art. 2:45 lid 1 BW). Klaarblijkelijk en niet onbegrijpelijk was het hof van oordeel dat het hoger beroep is ingesteld in opdracht van het bestuur van de vereniging. Het onderdeel kan dus geen doel treffen. Beoordeling van onderdeel 2.3 3.4 Onderdeel 2.3 is gericht tegen het hiervoor in 3.2.2 onder (d) weergegeven oordeel van het hof. Het onderdeel betoogt dat voor verbodenverklaring en ontbinding niet is vereist dat de werkzaamheid van de vereniging daadwerkelijk leidt tot maatschappelijke ontwrichting of tot een dreiging van ontwrichting. Bij de beoordeling van het onderdeel wordt het volgende vooropgesteld. 3.5 In zijn uitspraak van 26 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI1124, NJ 2009/396 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat bij de beantwoording van de vraag of de werkzaamheid van de rechtspersoon in strijd is met de openbare orde, als uitgangspunt geldt dat de in art. 8 Gw en art. 11 EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging een grondbeginsel is van de democratische rechtsstaat, en dat het verbieden van een rechtspersoon een ernstige inbreuk op dit grondrecht betekent waaraan slechts in het uiterste geval mag worden toegekomen. Voor een verbodenverklaring moet het dan ook gaan om méér dan uit maatschappelijk oogpunt ongewenst gedrag. De verbodenverklaring dient te worden gezien als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting zijn van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. 3.6 Art. 2:20 lid 1 BW dient te worden uitgelegd in het licht van art. 7 Gw en art. 10 EVRM, respectievelijk art. 8 Gw en art. 11 EVRM, welke bepalingen de fundamentele vrijheden van meningsuiting respectievelijk van vereniging waarborgen. Die vrijheden zijn echter niet absoluut. De vrijheid van meningsuiting geldt ingevolge art. 7 lid 1 Gw immers “behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet”. Ingevolge art. 10 lid 2 EVRM kan de uitoefening daarvan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties (i) die bij de wet zijn voorzien en (ii) die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn (iii) in het belang van limitatief omschreven gronden, waaronder de bescherming van de gezondheid of de goede zeden of de bescherming van rechten en vrijheden van anderen. De uitoefening van de vrijheid van vereniging kan ingevolge art. 8 Gw bij wet worden beperkt in het belang van de openbare orde, en ingevolge art. 11 lid 2 EVRM onder dezelfde voorwaarden als gelden voor de vrijheid van meningsuiting. Opmerking verdient in dit verband dat uit de MvA II bij de Wet tot wijziging van enige bepalingen over verboden rechtspersonen (Kamerstukken II 1984-1985, 17 476, nr. 5, p. 3 onder 10) blijkt dat met openbare orde in art. 2:20 BW hetzelfde is bedoeld als met de goede zeden als bedoeld in de art. 10 lid 2 en 11 lid 2 EVRM. Gelet op de grote betekenis van de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging in een democratische samenleving dient de rechter terughoudendheid te betrachten bij de beantwoording van de vraag of dergelijke beperkingen noodzakelijk zijn (vgl. EHRM 14 januari 2014, 47732/06, EHRC 2014/77, Association of Victims of Romanian Judges tegen Roemenië). 3.7 Aan de hiervoor onder (i) vermelde voorwaarde is voldaan in het geval van het verbod en de ontbinding van een vereniging op de voet van art. 2:20 BW, omdat de uitoefening van de voormelde vrijheden wordt beperkt ingevolge een uitdrukkelijke wetsbepaling die met voldoende precisie is geformuleerd, en voldoende basis biedt om willekeur te voorkomen. 3.8 Bij de beoordeling of aan de hiervoor onder (ii) gestelde voorwaarde is voldaan, dient de rechter blijkens vaste rechtspraak van het EHRM na te gaan of de beperking van de onderhavige fundamentele vrijheid haar grond vindt in een pressing social need, of de inbreuk proportioneel is aan het daarmee nagestreefde wettige doel, en of de gehanteerde gronden terzake dienend en toereikend zijn. In zijn beoordeling of aan deze eis is voldaan, dient de rechter onder meer de aard van de werkzaamheid van de vereniging te betrekken, alsmede de kennelijke bedoeling bij en de gevolgen van de desbetreffende uitingen en gedragingen (zie de conclusie van de Advocaat-Generaal onder 3.14-3.20). In dit verband is niet noodzakelijk dat de vereniging reeds daadwerkelijk een gevaar vormt voor de openbare orde: “57. In the Courts view, the State is entitled to take preventive measures to protect democracy vis-à-vis such non-party entities as well, if a sufficiently imminent prejudice to the rights of others undermines the fundamental values upon which a democratic society rests and functions. One of such values is the cohabitation of members of society without racial segregation, without which a democratic society is inconceivable. The State cannot be required to wait, before intervening, until a political movement takes action to undermine democracy or has recourse to violence. Even if that movement has not made an attempt to seize power and the danger of its policy to democracy is not sufficiently imminent, the State is entitled to act preventively, if it is established that such a movement has started to take concrete steps in public life to implement a policy incompatible with the standards of the Convention and democracy (…).” (EHRM 9 juli 2013, nr. 35943/10) 3.9.1 Bij de beoordeling of sprake is van één van de hiervoor onder (iii) bedoelde gronden is in deze zaak onder meer het volgende van belang. De Preambule van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Verdrag van Lanzarote van 25 oktober 2007, Trb. 2008/58, in Nederland in werking getreden op 1 juli 2010, Stb. 2009/578) (hierna: ook: Verdrag van Lanzarote) houdt onder meer het volgende in: “Considering that every child has the right to such measures of protection as are required by his or her status as a minor, on the part of his or her family, society and the State; Observing that the sexual exploitation of children, in particular child pornography and prostitution, and all forms of sexual abuse of children, including acts which are committed abroad, are destructive to children’s health and psycho-social development; Observing that (…) preventing and combating such sexual exploitation and sexual abuse of children require international co-operation; (…) Have agreed as follows: (…) CHAPTER II PREVENTIVE MEASURES Article 4 Principles Each Party shall take the necessary legislative or other measures to prevent all forms of sexual exploitation and sexual abuse of children and to protect children.” 3.9.2 Het Verdrag van Lanzarote is de uitwerking van de Aanbeveling van het Comité van Ministers van de Raad van Europa over de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting (2001/16) en de Resolutie 1307 (2002) waarin de lidstaten worden opgeroepen een zero tolerance beleid te voeren ten aanzien van de seksuele uitbuiting van kinderen. De considerans van de Aanbeveling houdt in: “Observing that the sexual exploitation of children (…) is destructive of a child’s health and psychosocial development; Considering that this exploitation has taken on worrying dimensions at both national and international level and that preventing and combating it require international co-operation; Considering that the well-being and best interest of children are fundamental values shared by all member states and must be promoted without any discrimination; Considering that experiences linked to sexual exploitation are detrimental to a child’s health and psychosocial development.” 3.9.3 In de MvT bij de Wet tot goedkeuring van het Verdrag van Lanzarote (Kamerstukken II 2008-2009, 31 808 (R1872), nr. 3, p. 1) wordt ter inleiding het volgende overwogen: “Opgroeiende kinderen verdienen ons aller bescherming. Het is van het grootste belang dat kinderen in een veilige omgeving opgroeien en zich op gezonde en evenwichtige wijze kunnen ontwikkelen tot volwassenen. Mensen die in hun kindertijd het slachtoffer zijn van seksueel geweld of misbruik, dragen de tekenen van die traumatische gebeurtenissen veelal de rest van hun leven met zich mee. Familie, samenleving en overheid dienen dan ook elk vanuit de eigen verantwoordelijkheid de allergrootste inspanning te leveren om kinderen te vrijwaren van schending van de lichamelijke en geestelijke integriteit.” 3.9.4 Richtlijn 2011/92/EU van het Europees Parlement en de Raad van 13 december 2011 ter bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen en kinderpornografie (Pb. 2011, L 335/1) bevat onder meer de volgende inleidende overwegingen: (1) Seksueel misbruik en seksuele uitbuiting (…) van kinderen (…) vormen ernstige schendingen van de grondrechten (…). (2) Overeenkomstig artikel 6, lid 1, van het Verdrag betreffende de Europese Unie erkent de Unie de rechten, vrijheden en beginselen die zijn opgenomen in het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, waarin art. 24, lid 2, bepaalt dat bij alle handelingen betreffende kinderen, (…) de belangen van het kind voorop moeten staan. Bovendien maakt het Programma van Stockholm (…) de bestrijding van seksueel misbruik en seksuele uitbuiting van kinderen (…) tot een duidelijke prioriteit. (5) Overeenkomstig artikel 34 van het Verdrag van Verenigde Naties inzake de rechten van het kind verbinden de verdragspartijen zich ertoe kinderen tegen alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik te beschermen. (…) 3.9.5 EHRM 2 december 2008, nr. 2872/02, houdt onder meer in dat: “46. (…) sexual abuse is unquestionably an abhorrent type of wrongdoing, with debilitating effects on its victims. Children and other vulnerable individuals are entitled to State protection, in the form of effective deterrence, from such grave types of interference with essential aspects of their private lives (…).” 3.10 Hetgeen hiervoor in 3.5-3.9.5 is overwogen brengt mee dat onderdeel 2.3 doel treft. Het hiervoor in 3.2.2 onder (d) weergegeven oordeel van het hof – dat sinds de oprichting van de vereniging in 1982, de samenleving niet is ontwricht maar weerbaar is gebleken en in staat is zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die weliswaar verwerpelijk, maar niet strafbaar zijn – onderkent terecht dat de verbodenverklaring slechts aanvaardbaar is indien zij kan worden aangemerkt als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. Dit gezichtspunt brengt echter niet mee dat een noodzakelijke voorwaarde om te kunnen oordelen dat de werkzaamheid van de vereniging in strijd is met de openbare orde, is dat de samenleving daardoor daadwerkelijk is ontwricht. Het hof had aan de hand van de hiervoor in 3.6 bedoelde voorwaarden en gronden, en met inachtneming van de hiervoor in 3.7-3.9.5 vermelde gezichtspunten, moeten onderzoeken of het verbod en de ontbinding van de vereniging in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van de bescherming van de gezondheid of de openbare orde of de bescherming van de rechten en vrijheden van anderen. Nu onderdeel 2.3 slaagt, behoeven de overige onderdelen van het middel geen behandeling. Afdoening van de zaak door de Hoge Raad 3.11.1 De Hoge Raad kan zelf de zaak afdoen. Het hof heeft, in cassatie onbestreden, vastgesteld dan wel geoordeeld (i) dat in het geval van de vereniging sprake is van een hechte groep personen die de overtuiging koestert dat kinderen in beginsel gebaat zijn bij seksuele intimiteit met volwassenen, (ii) dat de vereniging door de keuze van het materiaal dat zij op haar website publiceert, die overtuiging voortdurend voedt, en aldus (iii) steun geeft aan de overtuiging van haar leden dat seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen puur en goed kunnen zijn. Dusdoende (iv) bagatelliseert de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen, en praat zij dergelijke contacten niet alleen goed, maar verheerlijkt ze zelfs. Dit alles samenvattend is naar het onbestreden oordeel van het hof sprake van (v) een werkzaamheid van de vereniging die een daadwerkelijke en ernstige aantasting is van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd (zie voor dit alles hiervoor in 3.2.2 onder (a)-(c)). 3.11.2 Het gaat hier om de vraag of voldoende grond bestaat de vereniging te verbieden en te ontbinden. Niet kan worden aanvaard dat de enkele omstandigheid dat de werkzaamheid van de vereniging een bedreiging vormt voor de openbare orde, meebrengt dat zij verboden wordt verklaard en wordt ontbonden. In het concrete geval zullen de gronden die hiertoe nopen, duidelijk zwaarder moeten wegen dan de fundamentele vrijheid van vereniging. 3.11.3 In de feitelijke instanties van deze zaak is gebleken dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert en dergelijke contacten verheerlijkt en propageert. Terecht is het hof (evenals de rechtbank) tot het oordeel gekomen dat deze werkzaamheid een daadwerkelijke en ernstige aantasting is van het wezenlijke beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd. De Hoge Raad voegt hieraan nog het volgende toe. Seksueel contact van volwassenen met jonge kinderen is naar de in Nederland levende maatschappelijke opvattingen een daadwerkelijke en ernstige aantasting van de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind, waardoor het kind grote en blijvende psychische schade kan oplopen. Bovendien behoeven juist kinderen bescherming tegenover volwassenen die handelingen als hier bedoeld verrichten, omdat zij in het algemeen door hun jeugdige leeftijd en de daarmee samenhangende kwetsbaarheid in een afhankelijke positie verkeren ten opzichte van volwassenen. Deze maatschappelijke opvattingen worden ook buiten Nederland breed gedragen, en Nederland heeft zich internationaal verplicht in dat verband maatregelen te nemen (zie hiervoor in 3.9). Hoewel in het algemeen grote terughoudendheid moet worden betracht bij het verbieden en ontbinden van een vereniging, dwingen de uitzonderlijk ernstige aard van de onderhavige gedragingen, de aard van de werkzaamheid van de vereniging – die erop is gericht bij haar leden en anderen die haar website bezoeken, eventuele drempels weg te nemen om seksueel contact met kinderen te hebben, en aldus dergelijk contact te bevorderen – en de daarmee strokende kennelijke bedoeling van haar leden, tot het oordeel dat het, bij afweging van alle betrokken rechten en belangen, in een democratische samenleving noodzakelijk is dat de vereniging wordt verboden en ontbonden in het belang van de bescherming van de gezondheid en van de rechten en vrijheden van kinderen. 3.11.4 Uit het vorenoverwogene volgt mede dat de hiervoor in 3.1 onder (i)-(iv) weergegeven verweren van de vereniging falen. 3.12 Gelet op dit alles zal de Hoge Raad, met vernietiging van de beschikking van het hof, de beschikking van de rechtbank bekrachtigen. De vereniging zal in de kosten van het hoger beroep en de cassatie worden veroordeeld. Daaraan staat niet de weg dat de vereniging door de rechtbank is ontbonden, aangezien dient te worden aangenomen dat de vereffening van haar vermogen nog niet is geëindigd (zie hiervoor in 3.3.2).
4 Beslissing
De Hoge Raad: vernietigt de beschikking van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 april 2013; bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Assen van 27 juni 2012; veroordeelt de vereniging in de kosten van het geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van het OM begroot op – in hoger beroep: € 666,– aan verschotten en € 1.788,– voor salaris; – in cassatie: € 805,49 aan verschotten en € 2.600,– voor salaris. Deze beschikking is gegeven door de vice-president F.B. Bakels als voorzitter en de raadsheren C.E. Drion, G. de Groot, M.V. Polak en T.H. Tanja-van den Broek, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president F.B. Bakels op 18 april 2014.
Pedoseksueel Geert B. veroordeeld tot hogere straf
06-03-2014
Geert B. uit Glanerbrug is vandaag door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in hoger beroep veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. Eerder veroordeelde de rechtbank Zwolle hem in 2010 nog tot 12 jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging.
Hof acht ook doodslag bewezen
Op 14 februari 1991 werd het levenloze lichaam van een achtjarige meisje in haar flat aangetroffen. Zij bleek gewurgd met een nachthemd. Op dat nachthemd zaten speekselsporen, die destijds zijn veilig gesteld. In 1991 kon uit die sporen nog geen DNA-profiel verkregen worden. In 2009 wel. Toen bleek een van de veilig gestelde DNA-profielen te matchen met dat van Geert B. Deze was in 1991 ook al aangemerkt als verdachte, maar, bij gebrek aan bewijs, toen niet vervolgd. Na de DNA-match in 2009 is Geert B. opnieuw als verdachte aangemerkt. De verdenking tegen B. betrof ook het misbruik van twee (andere) minderjarigen en bezit van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Die misdrijven heeft verdachte erkend; de doodslag heeft hij altijd ontkend. Geert B. is door het hof (opnieuw) veroordeeld voor doodslag, misbruik van twee andere minderjarigen en bezit van een grote hoeveelheid kinderpornografisch materiaal. Het bewijs van de doodslag is in essentie gebaseerd op het speekselspoor, de DNA-match en verklaringen van verdachte zelf. De feiten worden als zo ernstig beoordeeld dat deze een hogere gevangenisstraf rechtvaardigen, dan de rechtbank in eerste instantie had opgelegd. Verdachte is daarom vandaag door het hof veroordeeld tot 15 jaar gevangenisstraf. Daarnaast is ook in hoger beroep de maatregel van TBS opgelegd.
Zaak aanzet tot mogelijk verbod Martijn
De zaak Geert B. leidde er toe dat letselschade-expert Yme Drost, namens de ouders van een 3-jarig slachtoffertje van B., het Openbaar Ministerie (OM) in 2010 vroeg te bewerkstelligen dat de pedofielenvereniging Martijn zou worden verboden. Tijdens de behandeling van de strafzaak bij de rechtbank, waar Drost een schadevergoeding voor het 3-jarige slachtoffertje bepleitte, meldde de officier van justitie dat Geert B. tips kreeg van de vereniging Martijn. De rechtbank Assen verbood in 2012 de vereniging, maar het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden maakte dat in 2013 bij beschikking weer ongedaan. Gisteren werd door de Hoge Raad bekend gemaakt dat Advocaat-Generaal mr. Timmerman de Hoge Raad heeft geadviseerd de beschikking van het Gerechtshof te vernietigen en de vereniging Martijn in hoogste instantie te verbieden en ontbonden te verklaren. De Hoge Raad doet naar alle waarschijnlijk op 18 april uitspraak over het door het Openbaar Ministerie verzochte verbod.
A-G in advies aan Hoge Raad: verbied pedovereniging
05-03-2014
Vandaag heeft de Hoge Raad de conclusie van prof. mr. dr. L. Timmerman vrijgegeven over een eventueel verbod van de pedofielenvereniging Martijn. Timmerman is Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden. Eerder adviseerde hij de Hoge Raad om de Stichting Hells Angels niet te verbieden. De Hoge Raad nam dat advies over. Velen keken met spanning uit naar het advies van Timmerman. Formeel werd dat advies al op 13 december vorig jaar uitgebracht. Daar waar de rechtbank Assen de pedovereniging Martijn verbood, vond het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dat de vereniging niet verboden kon worden.
Hoge Raad doet waarschijnlijk 18 april uitspraak
Timmerman adviseert de Hoge Raad in zijn conclusie om de beschikking van het Gerechtshof te vernietigen en de Vereniging Martijn verboden en ontbonden te verklaren. Volgens Timmerman biedt artikel 2:20 BW voldoende juridische basis om daartoe over te gaan. Timmerman adviseert de Hoge Raad de zaak niet terug te verwijzen, maar de zaak zelf in hoogste instantie af te doen. Het advies van de Advocaat-Generaal is gezaghebbend en wordt vaak door de Hoge Raad overgenomen. De Advocaat-Generaal overweegt onder meer in zijn conclusie (onder 4.18): “Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat de wetgever eist dat de rechter om tot een goede toepassing van het criterium van de ontwrichting van de samenleving te geraken dient in te schatten wat het effect op de samenleving is van de gedragingen van de rechtspersoon die met een fundamenteel beginsel van rechtsstelsel in strijd zijn, wanneer deze gedragingen grootschalig plaatsvinden. Een dergelijke inschatting heeft het hof in rov. 4.20-4.22 zijn bestreden beschikking ten onrechte niet gemaakt. Ik acht het aannemelijk dat het grootschalig uitdragen van het idee dat seksueel contact tussen volwassenen en jonge kinderen normaal is en het grootschalig verheerlijken van dit soort contact zodanige bezorgdheid om het lot van jonge kinderen in de samenleving veroorzaken dat velen in de samenleving zullen kunnen menen dat de samenleving in dit opzicht geen veiligheid aan jonge kinderen biedt. Dit kan tot allerlei ongewenste effecten leiden, zoals het weghouden van jonge kinderen van kinderdagverblijven, scholen en sportclubs. Het gevolg hiervan is dat het uitdragen door de vereniging van de hierboven aangeduide ideeën voor de samenleving, indien op grote schaal toegepast, ontwrichtend werkt of kan werken. Een en ander maakt naar mijn inzicht de door het OM verzochte maatregel noodzakelijk.” De uitspraak van de Hoge Raad was aanvankelijk bepaald op 7 maart, maar is nader vastgesteld op 18 april.
Martijn wordt al jaren genoemd in rechtszaken
Vooral de website van de Vereniging Martijn was doelwit van veel kritiek vanwege de publicatie van expliciete erotische verhalen en foto’s van naakte kinderen. De geslachtsdelen van kinderen waren op de website wazig gemaakt. Ook het openbare forum op de website stuitte op veel verzet. Na het programma Knevel & Van den Brink (zie uitzending hier onder), waarin de latere voorzitter van de vereniging, Marthijn Uittenbogaard, in debat ging met letselschade-expert Yme Drost, verdween het forum van de site. De Voorzieningenrechter te Amsterdam verbood in 2007 de vereniging Martijn foto’s van kinderen van leden van de Koninklijke Familie te publiceren. Ook komt de naam van de pedofielenvereniging al jaren voor in strafzaken tegen pedoseksuelen. In 2005 veroordeelde de rechtbank Almelo een verdachte wegens bezit van en handel in kinderporno op basis van een groot aantal afbeeldingen, waaronder een foto van een naakte jongen met de rug tegen een glad oppervlak, het geslachtsdeel duidelijk in beeld gebracht. De foto stond afgebeeld in het ”OK magazine” nr. 57, een uitgave van de Vereniging Martijn. In mei 2010 veroordeelde de rechtbank Zwolle Geert B. tot een gevangenisstraf van 12 jaar met tbs en dwangverpleging. De officier van justitie meldde in die zaak ter zitting, dat Geert B. had verklaard tips te hebben gekregen van de vereniging Martijn over het seksueel misbruiken van kinderen. Morgen doet het Gerechtshof Leeuwarden in die zaak uitspraak in hoger beroep. De rechtbank Zeeland-West-Brabant veroordeelde in 2013 een pedoseksueel voor onder meer het in bezit hebben van een kinderpornografische kalender van de Vereniging Martijn.
Openbaar Ministerie ging pas in november 2010 overstag
Letselschade-expert Yme Drost, verzocht samen met zijn cliënten Marcel en Priscilla in 2010 het Openbaar Ministerie (OM) op te treden tegen de Vereniging Martijn. Drost is content met het uitgebrachte advies. Marcel en Priscilla zijn de ouders van een door de hiervoor genoemde Geert B. misbruikt meisje. Het was in die misbruikzaak dat Geert B. verklaarde tips van de Vereniging Martijn gekregen te hebben. Drost verzocht daarom namens zijn cliënten in mei 2010 het Openbaar Ministerie om de Vereniging Martijn te laten ontbinden en te verbieden. In juni van dat jaar oordeelde het OM, op basis van een advies van de landsadvocaat, dat er geen juridisch basis was voor een verbod. Drost klom direct in de pen en vroeg de Minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten om het OM te dwingen tot het vorderen van een verbod bij de rechter. Het OM ging vervolgens eind november van dat jaar overstag, nadat ook een initiatief van de bekende Hagenees Henk Bres om de vereniging bij wet te verbieden, massale steun kreeg.
Hoge Raad doet 18 april uitspraak over pedovereniging Martijn
27-02-2014
Begin december 2013 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) bij de Hoge Raad, prof. mr. dr. L. Timmerman, geconcludeerd dat een beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden over de pedovereniging Martijn niet in stand kan blijven. Het Hof oordeelde op 3 april 2013 dat de vereniging Martijn niet verboden en ontbonden kon worden. Het vernietigde daarbij de beschikking van de Rechtbank in Assen van 27 juni 2012 die de pedovereniging wel ontbond en verbood. De A-G vindt dat de Hoge Raad, als het zijn conclusie tot vernietiging van de uitspraak van het gerechthof overneemt, de kwestie zelf definitief kan afdoen. De Hoge Raad zal op 18 april a.s. uitspraak doen. De exacte overwegingen van de A-G worden woensdag 5 maart door de Hoge Raad gepubliceerd en zijn dan op deze website te vinden.
Pedovereniging met name in opspraak door website
Letselschade-expert Yme Drost, die namens de ouders van een seksueel misbruikte peuter de kwestie in mei 2010 aan het rollen bracht en het Openbaar Ministerie verzocht om deze procedure te voeren, hoopt dat er nu eindelijk een einde komt aan de zeer omstreden pedovereniging. De pedovereniging raakte met name in opspraak door de uitingen op haar website. Het gerechtshof overwoog over die website: “Op dit platform wordt een erotisch ideaal van het nog onvolgroeide kind tentoongesteld. In algemene zin is dat het beeld van de pure en onbezoedelde jeugd. Specifiek gaat het vooral om de verbeelding van jongens in de prepuberale fase als seksuele wezens. De volwassen pedofiel wordt daar naast geplaatst als degene die – meer nog dan de leeftijdgenoten van de minderjarige zelf – op een verantwoorde en liefdevolle wijze in diens ontluikende seksuele behoefte kan voorzien. Dit beeld wordt versterkt door de publicatie van expliciete erotische verhalen en foto’s van bijna geheel ontklede kinderen. De site bevat nagenoeg geen materiaal dat dit beeld corrigeert. De waarschuwing op de site dat de leden geen strafbare feiten moeten plegen, is in dit licht obligaat en onbetekenend. (…) Het openbaar ministerie voert dan ook terecht aan dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten goedpraat, en ze zelfs verheerlijkt. Dit alles vormt naar het oordeel van het hof een daadwerkelijke en ernstige aantasting van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd.” Verder was het hof van oordeel dat de seksuele delicten waarvoor (voormalige) bestuursleden van de vereniging in het verleden zijn veroordeeld, niet in verband konden worden gebracht met de “werkzaamheden” van de vereniging.
Samenleving dient opvattingen voor lief te nemen
Hoewel het hof van oordeel was dat de “werkzaamheid” van de vereniging een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginsel van ons rechtsstelsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd, verbood het de vereniging niet. Het hof was daarbij van oordeel dat de “werkzaamheid” van de vereniging de samenleving niet ontwricht of zou kunnen ontwrichten. Die (mogelijke) ontwrichting zou volgens het hof een vereiste zijn om de vereniging te kunnen verbieden en ontbinden. Verder overwoog het Hof dat de samenleving zelf weerbaar en in staat is zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die zij wel als verwerpelijk, maar niet als strafwaardig aanmerkt. Ze heeft in beginsel ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd, zo overwoog het gerechtshof.
Kalender Vereniging Martijn pornografisch
18-11-2013
De rechtbank Zeeland-West-Brabant heeft op 6 juni 2013 een verdachte veroordeeld voor onder meer het in bezit hebben van een kinderpornografische kalender van de Vereniging Martijn. De rechtbank overwoog in haar vonnis dat de Hoge Raad bij uitspraak van 7 december 2010 omtrent de vraag wat moet worden verstaan ‘onder een afbeelding van een seksuele gedraging’ heeft geoordeeld dat: ‘artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht voorts ziet op een afbeelding die weliswaar niet een gedraging van expliciet seksuele aard (…) toont, maar die, gelet op de wijze waarop zij is tot stand gekomen eveneens strekt tot het opwekken van seksuele prikkeling. Hierbij kan het gaan om een afbeelding van iemand in een houding of omgeving die weliswaar op zichzelf of in andere omstandigheden ‘onschuldig’ zouden kunnen zijn, maar die in het concrete geval een onmiskenbaar seksuele strekking heeft.’ Ten aanzien van de kalender heeft de rechtbank voorts in aanmerking genomen dat deze is uitgegeven door Vereniging Martijn, een Nederlandse vereniging die streeft naar wettelijke en maatschappelijke acceptatie van seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen en positief tegenover pedofilie staat. De rechtbank oordeelde daarom dat deze afbeeldingen, gezien vanuit het oogpunt van verdachte, in het concrete geval, aangemerkt dienen te worden als zijnde kinderporno.
Hoge Raad buigt zich over verbod pedoclub Martijn
08-04-2013
Het Openbaar Ministerie (OM) legt zich niet neer bij de uitspraak van het Hof Arnhem-Leeuwarden in de zaak Martijn. Dat heeft het OM vandaag bekend gemaakt. Om die reden zal cassatie bij de Hoge Raad worden ingesteld. Het Hof oordeelde op 3 april jongstleden dat de vereniging Martijn -anders dan het OM had aangevoerd – ontvankelijk is, en dat de beschikking van de Rechtbank in Assen van 27 juni 2012 moet worden vernietigd. Het Hof heeft het OM niet gevolgd in de stelling dat de vereniging Martijn niet-ontvankelijk is in hoger beroep nu zij gelet op de uitspraak van de Rechtbank in Assen van 27 juni 2012 niet meer bestond. Met het OM is het Hof van mening is dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten goedpraat en ze zelfs verheerlijkt. En net als het OM vindt het Hof dat dit een ernstige aantasting van de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind betekent. Anders dan het OM vindt het Hof dat deze aantasting niet gelijk te stellen is met een ontwrichting van de samenleving; de samenleving wordt weerbaar en flexibel genoeg geacht om hiermee om te gaan. Het OM is het met deze laatste overweging niet eens en meent dat een dergelijke aantasting wel degelijk ontwrichtend voor de samenleving is of kán zijn. En dat is van belang voor de vraag of een vereniging verboden kan worden verklaard en ontbonden. Letselschade-expert Yme Drost, die namens de ouders van een seksueel misbruikte peuter de kwestie in mei 2010 aan het rollen bracht, is “bijzonder ingenomen” met het besluit van het Openbaar Ministerie om in cassatie te gaan bij de Hoge Raad.
‘Slag verloren, maar niet de oorlog’
02-04-2013
Het vernietigen van de beschikking van 27 juni 2012 van de rechtbank in Assen, waarbij de pedofielenvereniging Martijn werd verboden en moest worden ontbonden, is bij de Hengelose letselschadespecialist Yme Drost slecht gevallen. Maar tegelijk is hij zeer strijdvaardig. “We hebben de slag op dit moment verloren, maar ik ben ervan overtuigd dat we op termijn de oorlog winnen.” Naar het oordeel van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden zijn de werkzaamheden van de pedofielenclub wel strijdig met de openbare orde, maar is er geen sprake van dreigende ontwrichting van de samenleving. Daardoor is volgens het hof een verbod onmogelijk. In een verklaring zegt het hof over de uitspraak van dinsdag: “Bij de beoordeling van de vraag of de vereniging moet worden verboden, stonden twee vragen centraal. Vormt haar aanwezigheid een ernstige aantasting van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel? En als dat zo is, kunnen die gedragingen onze samenleving ontwrichten?” Op de eerste vraag is het antwoord van het hof bevestigend. “Door de keuze van het op de site gepubliceerde materiaal bagatelliseert de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen, praat ze die goed en verheerlijkt deze zelfs.” Het hof concludeert echter ook dat de werkzaamheden van de vereniging de samenleving niet (kunnen) ontwrichten. “De samenleving is voldoende weerbaar om zich te weer te kunnen stellen tegen ongewenste uitingen en verwerpelijke maar niet strafwaardige gedragingen, waarvan in dit geval sprake is.” Yme Drost: “Deze uitspraak is zeer teleurstellend. Vooral omdat het hof nadrukkelijk overweegt dat de vereniging Martijn op haar website wel degelijk inbreuk maakt op de seksuele integriteit van kinderen. Kinderen vormen een erg belangrijk deel van die samenleving, zonder hen heeft die geen toekomst. Als een vereniging zo duidelijk seks met kinderen verheerlijkt en zelfs aanmoedigt, beschouw ik dat als een ontwrichting van kinderen, van een deel van de samenleving en van de samenleving als geheel. Ik hoop dat het OM van deze uitspraak van het hof in cassatie gaat bij de Hoge Raad en dat die een oordeel geeft in hoeverre de mogelijkheid er is om de vereniging te verbieden. Mocht de Hoge Raad oordelen dat een verbod niet mogelijk is, dan is de politiek aan zet om dat toch te realiseren.” Yme Drost zal bij een negatief oordeel van de Hoge Raad namens zijn cliënten een beroep doen op de Raad van Europa. “In dat geval moeten we vaststellen dat Nederland het Verdrag van Lanzarote zowel straf- als civielrechtelijk onvoldoende in nationale wetgeving heeft geïmplementeerd. Het kan niet zo zijn dat een vereniging oproept en goedvindt dat volwassenen seksuele contacten hebben met kinderen. Dat druist naar mijn mening volledig in tegen de bedoelingen van het Verdrag van Lanzarote en andere verdragen die de rechten van het kind beschermen. Als mocht blijken dat artikel 2:20 van het Burgerlijk Wetboek, naar haar huidige tekst, geen mogelijkheid biedt om de vereniging Martijn te verbieden en ook daarnaast strafrechtelijk ingrijpen niet mogelijk is, dan zal naar mijn stellige overtuiging Nederland als partij bij het Verdrag van Lanzarote haar wetgeving moeten aanpassen.” Het verdrag van Lanzarote bepaalt onder meer: Artikel 4 Beginselen Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en om kinderen te beschermen. Artikel 8. Maatregelen gericht op het algemene publiek 1. Elke Partij voert bewustwordingscampagnes uit, of bevordert deze, gericht op het algemene publiek waarin informatie wordt gegeven over het verschijnsel seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen en over preventieve maatregelen die kunnen worden genomen. 2. Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van materiaal waarin de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten worden gepromoot, te voorkomen of te verbieden.”
Gerechtshof: Pedovereniging Martijn mag bestaan
02-04-2013
LJN: BZ6041, Gerechtshof Leeuwarden, 200.113.338/01Datum uitspraak:02-04-2013Datum publicatie:02-04-2013Rechtsgebied:HandelszaakSoort procedure:Hoger beroepInhoudsindicatie:Een ontbonden vereniging kan ook zelf tegen de beschikking waarin zij ontbonden is verklaard in hoger beroep komen. Het hof wijst het verzoek tot ontbinding van de vereniging af. Ook een rechtspersoon die staat voor een gedachtegoed dat door een groot deel van de samenleving wordt afgekeurd of verafschuwd kan niet in alle gevallen op grond van art. 2:20 BW worden ontbonden. Schending van de openbare orde en ontwrichting van de samenleving moeten worden onderscheiden. Pas als de samenleving wordt ontwricht of dreigt te worden ontwricht is ontbinding op haar plaats. De bescherming van de lichamelijke en geestelijke integriteit van kinderen is in de samenleving van groot belang maar daarvoor zijn andere normen gegeven dan art. 2:20 BW. De beoordeling van die andere (veelal strafrechtelijke) normen is in deze procedure niet aan de orde. Voor (dreigende) ontwrichting van de samenleving als gevolg van de werkzaamheden van de vereniging heeft het openbaar ministerie onvoldoende feiten en omstandigheden gesteld.Vindplaats(en):Rechtspraak.nlUitspraakGERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN vestiging Leeuwarden afdeling civiel recht zaaknummer gerechtshof 200.113.338 (zaaknummer rechtbank Assen 90511 / HA RK 11-230) beschikking van de tweede kamer van 2 april 2013 in de zaak van 1. de vereniging VERENIGING MARTIJN in liquidatie, voorheen statutair gevestigd te Hoogeveen, appellante, in eerste aanleg: verweerster, hierna: de vereniging, 2. [appellant 2], appellant, hierna: [appellant 2], advocaat: mr. B.C. Swier, kantoorhoudend te Amsterdam, tegen het OPENBAAR MINISTERIE, domicilie kiezende te ‘s-Gravenhage, geïntimeerde, in eerste aanleg: verzoeker, voor wie optreedt mr. M.E. de Meijer, (plaatsvervangend) advocaat generaal te Leeuwarden.1. Het geding in eerste aanleg In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van 27 juni 2012 van de rechtbank Assen.2. Het geding in hoger beroep 2.1. Het verloop van de procedure is als volgt: – het beroepschrift (met producties) ingekomen bij het gerechtshof te Leeuwarden d.d. 17 september 2012, – het verweerschrift (met productie), – brief d.d. 13 februari 2013 van mr. Swier (met producties), – de mondelinge behandeling van 7 maart 2013 waarbij door partijen pleitaantekeningen zijn overgelegd.2.2. Na afloop van de mondelinge behandeling heeft het hof uitspraak bepaald.2.3. Het verzoek van appellanten luidt: “1. Te vernietigen de beschikking waarvan beroep; 2. Alsnog te beschikken dat er geen wettelijke grond is de vereniging Martijn te verbieden; 3. Het Openbaar Ministerie te veroordelen in de kosten van beide instanties, één en ander, voor zover de wet het toelaat, uitvoerbaar bij voorraad.”2.4. Het openbaar ministerie heeft het hof verzocht primair appellanten niet-ontvankelijk te verklaren in het door hen ingestelde hoger beroep, subsidiair de grieven van appellanten af te wijzen en de beschikking van de rechtbank Assen van 27 juni 2012 – eventueel met verbetering van gronden – te bekrachtigen.2.5. Gelet op artikel CIII van de Wet herziening gerechtelijke kaart (Staatsblad 2012, 313) wordt in deze voor 1 januari 2013 aanhangig gemaakte zaak uitspraak gedaan door het hof Arnhem-Leeuwarden, vestiging Leeuwarden.3. Het geschil en de beslissing in eerste aanleg3.1. Het openbaar ministerie heeft de rechtbank verzocht bij beschikking uitvoerbaar bij voorraad, op de voet van artikel 2:20 BW over te gaan tot het verboden verklaren en ontbinden van de vereniging met benoeming van een vereffenaar (artikel 2:23 lid 1 BW) en te bepalen dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat. Het openbaar ministerie heeft hiertoe gesteld dat de werkzaamheid van de vereniging in strijd is met de openbare orde, omdat die werkzaamheid kinderen bedreigt in hun lichamelijke, emotionele en seksuele integriteit en de rechten en vrijheden van deze kwetsbare groep aantast.3.2. De vereniging heeft verweer gevoerd.3.3. De rechtbank heeft de vereniging verboden en ontbonden met benoeming van mr. J.J. Reiziger tot vereffenaar en mr. A.M.A.M. Kager tot rechter-commissaris.4. De beoordelingDe ontvankelijkheid 4.1. Het openbaar ministerie heeft ten aanzien van zowel de vereniging als [appellant 2] betoogd dat zij niet-ontvankelijk zijn in hun hoger beroep. In het onderstaande wordt eerst ingegaan op de ontvankelijkheid van de vereniging en vervolgens op die van [appellant 2]. Omdat het hof de ontvankelijkheid ook ambtshalve moet beoordelen, is het bij die beoordeling niet gebonden aan wat partijen in dat verband over en weer hebben aangevoerd.4.2. De ontvankelijkheid van de vereniging4.2.1. De vereniging is door de rechtbank bij constitutieve uitspraak uitvoerbaar bij voorraad verboden en ontbonden verklaard. De vraag is of die omstandigheid in de weg staat aan het instellen van hoger beroep door die vereniging zelf. Dienaangaande overweegt het hof het volgende. 4.2.2. Bij beëindiging van een rechtspersoon onderscheidt de wetgever in de artikelen 2:19 en 2:20 BW het moment waarop de rechtspersoon wordt ontbonden van het moment waarop zij ophoudt te bestaan. Die twee momenten kunnen in de tijd samenvallen (art. 2:19 lid 4 BW) maar noodzakelijk is dat niet. De rechtspersoon blijft na haar ontbinding bijvoorbeeld voortbestaan, voor zover nodig voor de afwikkeling van haar vermogen (art. 2:19 lid 5 BW). Ook in de rechtspraak wordt het hier bedoelde onderscheid gehanteerd. Zo kan een ontbonden rechtspersoon strafrechtelijk worden vervolgd, zelfs zonder dat er bekende baten voorhanden zijn (HR 2 oktober 2007, LJN: BA5825, NJ 2008, 550 en HR 16 november 2010, LJN: BM3630, NJ 2010, 625). Ook kan van een ontbonden vennootschap het faillissement worden uitgelokt (Hof Amsterdam 31 maart 2011, LJN: BQ1156, JOR 2011, 307) en kan een ontbonden vennootschap bestuurder zijn van een andere vennootschap (Hof Amsterdam 29 juni 2010 LJN BP2527, JONDR 2011, 158). Civiele procedures lopen door ondanks het ontbonden zijn van een rechtspersoon, zodat door dan wel tegen die rechtspersoon een veroordelend vonnis kan worden verkregen (Hof Amsterdam 22 november 2011, LJN: BU6627). Onder de daarvoor normaal geldende voorwaarden is een dergelijk vonnis vatbaar voor hoger beroep en cassatie. 4.2.3. Hoewel de wetgever niet uitdrukkelijk heeft bepaald dat een ontbonden rechtspersoon voortbestaat voor zover nodig om tegen de uitspraak waarin zij is ontbonden hoger beroep in te stellen, dient daarvan in het licht van het systeem van de wet en gezien de rechtspraak wel te worden uitgegaan. Een andere beslissing zou zich niet verdragen met het in het Nederlandse burgerlijk procesrecht verankerde uitgangspunt dat een partij in beginsel recht heeft op een beoordeling van haar zaak in twee instanties waarin over de feiten wordt geoordeeld. Ten slotte zou niet-ontvankelijkheid van de vereniging niet verenigbaar zijn met het beginsel van equality of arms dat besloten ligt in het recht op een eerlijk proces (art. 6 EVRM). De consequentie van een dergelijk oordeel zou immers zijn dat bij afwijzing van het verzoek tot ontbinding het openbaar ministerie wel de mogelijkheid zou hebben haar verzoek in hoger beroep nogmaals te laten beoordelen, terwijl bij toewijzing daarvan aan de vereniging een dergelijke mogelijkheid zou worden ontzegd. 4.2.4. De vereniging is dus ontvankelijk in het hoger beroep. 4.3. De ontvankelijkheid van [appellant 2] 4.3.1. In artikel 358 lid 2 Rv in samenhang met artikel 996 Rv ligt besloten dat naast de verzoeker en verschenen belanghebbende(n) ook de in eerste aanleg niet verschenen belanghebbenden hoger beroep mogen instellen (HR 10 mei 1996, LJN ZC2075, NJ 1997, 356 en HR 27 mei 2011, LJN: BQ0510, NJ 2012, 626). De omstandigheid dat [appellant 2] in eerste aanleg niet is verschenen staat daarom niet in de weg aan zijn recht op hoger beroep. 4.3.2. Daarmee staat het hof voor de vraag of [appellant 2] dient te worden aangemerkt als belanghebbende. Blijkens de wetsgeschiedenis zijn op de onderhavige procedure, die wordt ingeleid met een verzoekschrift, de regels van artikel 261 e.v. Rv van toepassing (TK, 2000–2001, 27 824, nr. 3 p. 3). Of iemand als belanghebbende kan worden aangemerkt, is daarin niet in het algemeen bepaald en moet worden afgeleid uit de aard van de procedure en de daarmee verband houdende wetsbepalingen (HR 25 oktober 1991, LJN ZC0387, NJ 1992, 149). Daarbij zal een rol spelen in hoeverre iemand door de uitkomst van de procedure zodanig in een eigen belang kan worden getroffen dat hij daarin behoort te mogen opkomen ter bescherming van dat belang, of anderszins zo nauw betrokken is of is geweest bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin een belang is gelegen om in de procedure te verschijnen (HR 6 juni 2003, LJN AF9440, NJ 2003, 486 en HR 25 mei 2012, LJN: BV9961, NJ 2012, 339). 4.3.3. [appellant 2] heeft geen van de vereniging te onderscheiden belang gesteld en kan evenmin namens de vereniging optreden, nu deze zelf in de procedure is betrokken. 4.3.4. [appellant 2] heeft ook een beroep gedaan op een persoonlijk belang, te weten dat hij in het maatschappelijk verkeer is gebrandmerkt als (voormalig) bestuurder van een verboden en ontbonden vereniging. Daartoe heeft hij gesteld dat de Rabobank hem heeft geweigerd als rekeninghouder. Het hof overweegt dienaangaande het volgende. 4.3.5. Als een vereniging in rechte is verboden en ontbonden, maakt de enkele omstandigheid dat derden op een (voormalig) bestuurder daarvan negatief reageren niet dat anders geoordeeld dient te worden over die verbodenverklaring en ontbinding. De niet nader door [appellant 2] onderbouwde, door het openbaar ministerie weersproken weigering door een bank vormt daarom niet een zodanig belang voor [appellant 2] dat hij persoonlijk belanghebbende is in een procedure tot verbodenverklaring en ontbinding van de vereniging. Hij heeft niet gesteld dat zijn maatschappelijk functioneren als gevolg van de verbodenverklaring en ontbinding onmogelijk is geworden. [appellant 2] is voorts als privépersoon naast de vereniging niet zo nauw betrokken bij het onderwerp dat in de procedure wordt behandeld, dat daarin voor hem een belang is gelegen om in die procedure te verschijnen. Dat hij kennelijk het gedachtegoed van de vereniging tot het zijne heeft gemaakt, is daartoe onvoldoende. 4.3.6. [appellant 2] is bij gebreke van een zelfstandig en van de vereniging te onderscheiden belang niet aan te merken als belanghebbende en zal niet-ontvankelijk worden verklaard in het hoger beroep. Met betrekking tot de grieven 4.4. De grieven leggen de zaak in volle omvang aan het hof voor. Zij zullen om die reden niet afzonderlijk worden besproken. De onderbouwing van het verzoek 4.5. Het openbaar ministerie stelt dat de werkzaamheid van de vereniging hierin bestaat dat zij informatie geeft, een weblog bijhoudt en materiaal (ook van derden) publiceert op de pagina’s van haar website www.martijn.org. Daarnaast werd vanaf de oprichting tot en met juni 2006 een tijdschrift uitgegeven – aanvankelijk onder de naam “Martijn”, later onder de naam “OK-magazine”. Verder treden de bestuurders in de publiciteit, onder meer door het geven van interviews. Kinderen worden in die uitingen neergezet als lustobjecten, seksueel contact tussen volwassenen en kinderen wordt goedgepraat, seksueel contact en seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen worden verheerlijkt, en strafrechtelijke veroordelingen worden geridiculiseerd. 4.6. Deze uitingen vormen volgens het openbaar ministerie een daadwerkelijke en ernstige aantasting van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. Van belang is dat seksueel contact tussen een volwassene en een kind in veel gevallen moet worden aangemerkt als een inbreuk op de seksuele integriteit van het kind. Vanwege hun jeugdigheid moeten kinderen in het algemeen geacht worden niet of onvoldoende in staat te zijn hun eigen integriteit te bewaren en hun gedrag hierop af te stemmen. Daarnaast komt uit wetenschappelijk onderzoek naar voren dat seksueel contact tussen een volwassene en een kind kan leiden tot (zware) psychische problemen in het latere leven van het kind. Op nationaal en internationaal niveau heeft het zedelijkheidsdenken ontwikkelingen doorgemaakt die ertoe hebben geleid dat het seksualiseren en erotiseren van kinderen niet meer wordt geaccepteerd, gelet op de gebleken schadelijkheid ervan bij misbruikte kinderen. 4.7. De bedoelingen van de wetgever en de beschermingsgedachte die ten grondslag liggen aan de huidige zedelijkheidswetgeving beperken zich niet tot gevallen waarin daadwerkelijk seksueel misbruik plaatsvindt, maar strekken er ook toe dat een subcultuur waarin seksueel misbruik wordt aangemoedigd, bevorderd en verheerlijkt wordt tegengegaan. De bescherming van de seksuele integriteit van kinderen moet worden beschouwd als één van de meest wezenlijke beginselen van ons rechtstelsel. De aantasting hiervan door de vereniging zou onze samenleving kunnen ontwrichten, aldus nog steeds het openbaar ministerie. Het verweer 4.8. Appellanten hebben gesteld dat uitsluitend meningen die aan de vereniging worden toegeschreven ten grondslag liggen aan de verbodenverklaring. De door het openbaar ministerie gevreesde dreiging van de aantasting van de seksuele integriteit moet aannemelijk worden gemaakt om een inbreuk op zwaarwegende grondrechten vast te kunnen stellen. Slechts stelselmatig gepleegde strafbare feiten die aan de vereniging kunnen worden toegerekend, kunnen leiden tot een verbodenverklaring. Noch de vereniging zelf noch de bestuurders, leden of derden die verantwoordelijk zijn voor de uitingen die het openbaar ministerie als werkzaamheid van de vereniging beschouwt, zijn ooit vervolgd voor het doen van deze uitingen. Ook het openbaar ministerie heeft deze uitingen niet als strafbaar aangemerkt. 4.9. Appellanten betogen dat deze niet-strafbare meningen en gedragingen per definitie niet een daadwerkelijke en ernstige aantasting kunnen vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel, laat staan dat onze samenleving er door zou kunnen worden ontwricht. Daarnaast ontbreekt een causaal verband met het daadwerkelijk hebben of streven naar seksuele contacten met kinderen. De niet-strafbare meningen en gedragingen kunnen een verbod en ontbondenverklaring dan ook niet dragen, aldus appellanten. De beoordeling van het verzoek – Uitgangspunten 4.10. De verbodenverklaring en ontbinding van de vereniging is gegrond op het bepaalde in artikel 2:20 lid 1 BW, waarin is bepaald dat een rechtspersoon waarvan de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde door de rechtbank op verzoek van het openbaar ministerie wordt verboden verklaard en ontbonden. 4.11. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het begrip “werkzaamheid” in zijn gewone feitelijke betekenis is gebruikt. Dat wil zeggen dat het ziet op de daden van de rechtspersoon en de woorden die hij in het kader van zijn organisatie spreekt of schrijft. Bij de uitleg van het begrip “werkzaamheid” moet sprake zijn van handelen of nalaten van de rechtspersoon zelf, dan wel van derden waarover (het bestuur van) de rechtspersoon daadwerkelijke zeggenschap heeft gehad of waartoe (het bestuur van) de rechtspersoon gelegenheid heeft gegeven. Dergelijke gedragingen kunnen als eigen gedraging aan de rechtspersoon worden toegerekend. 4.12. Bij de beantwoording van de vraag of de werkzaamheid van de rechtspersoon in strijd is met de openbare orde, geldt als uitgangspunt dat de in artikel 8 van de Grondwet en artikel 11 van de EVRM gewaarborgde vrijheid van vereniging en vergadering een grondbeginsel van de democratische rechtsstaat is, en dat het verbieden van een rechtspersoon een ernstige inbreuk op dit grondrecht betekent. Daaraan kan slechts in het uiterste geval worden toegekomen. Voor een verbodenverklaring moet het dan ook om meer gaan dan gedrag dat uit maatschappelijk oogpunt als ongewenst wordt ervaren. De verbodenverklaring dient te worden gezien als een noodzakelijke maatregel om gedragingen te voorkomen die een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormen van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en die onze samenleving ontwrichten of kunnen ontwrichten. Dit dwingt tot een terughoudende toepassing van de in artikel 2:20 BW neergelegde mogelijkheid tot het verbieden en ontbinden van rechtspersonen. – De werkzaamheid van de vereniging 4.13. De seksuele delicten waarvoor (voormalige) bestuursleden van de vereniging in het verleden zijn veroordeeld, kunnen niet in verband worden gebracht met de werkzaamheden van de vereniging. Deze misdrijven zijn voor de te maken afweging dan ook niet van belang. 4.14. Dat de vereniging zelf ooit strafbare feiten heeft gepleegd, is evenmin aangevoerd. Meer in het bijzonder heeft de site van de vereniging nooit strafbare uitingen of afbeeldingen van minderjarigen bevat, al is wel expliciet materiaal gepubliceerd dat naar de overtuiging van het hof door de leden van de vereniging als erotiserend kan worden ervaren. Evenmin is aangevoerd dat de vereniging zich ooit schuldig heeft gemaakt aan ‘tips and tricks’ met betrekking tot strafbaar gestelde gedragingen of dat enig materiaal op de website anderszins aanzet tot seksuele handelingen met kinderen. 4.15. Voor zover het openbaar ministerie heeft bedoeld aan de vordering ten grondslag te leggen dat de vereniging een andere moraal bepleit dat de moraal die ten aanzien van seksuele contacten met kinderen in de huidige samenleving ligt verankerd, is dat ten onrechte. Het is niet strijdig met de openbare orde indien een vereniging als instrument wordt gebruikt voor het bepleiten van een vrijere seksuele moraal en voor verruiming van de zedenwetgeving. Dat is ook niet het geval als het daarbij gaat om intieme contacten met minderjarigen. 4.16. Bij de verdere beoordeling van de vraag of de vereniging moet worden verboden, staan twee vragen centraal: vormt haar werkzaamheid ondanks het voorgaande een ernstige aantasting van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel en, als dat zo is, kunnen die gedragingen onze samenleving ontwrichten? Het hof zal deze vragen hierna beantwoorden. – De vraag of de werkzaamheid van de vereniging een daadwerkelijke en ernstige aantasting vormt van als wezenlijk ervaren beginselen van ons rechtsstelsel 4.17. Het hof deelt de opvatting van het openbaar ministerie dat de bescherming van de seksuele integriteit van kinderen één van de algemeen aanvaarde grondvesten vormt van ons rechtstelsel. Dat beginsel strekt zich niet alleen uit tot de opsporing en vervolging van strafbare feiten waarmee wordt beoogd aan die bescherming vorm te geven. Het bestrijkt ook elk georganiseerd verband waarin verlangens onder personen met een pedofiele geaardheid zodanig worden gevoed, en gevoelens van onbehagen van deze personen zodanig worden getemperd, dat een beschermend klimaat ontstaat waarin dergelijke strafbaar gestelde gedragingen als gerechtvaardigd en heilzaam kunnen worden ervaren. 4.18. Naar het oordeel van het hof is daarvan in dit geval sprake. Het hof heeft kennisgenomen van de volledige inhoud van de site van de vereniging per 18 november 2011 en van diverse door bestuurders van de vereniging publiekelijk gedane uitlatingen. Dit geheel roept een eenduidig en consistent beeld op: het beeld van een hechte groep personen die de overtuiging koestert dat kinderen in beginsel gebaat zijn bij seksuele intimiteit met volwassenen. Op dit platform wordt een erotisch ideaal van het nog onvolgroeide kind tentoongesteld. In algemene zin is dat het beeld van de pure en onbezoedelde jeugd. Specifiek gaat het vooral om de verbeelding van jongens in de prepuberale fase als seksuele wezens. De volwassen pedofiel wordt daar naast geplaatst als degene die – meer nog dan de leeftijdgenoten van de minderjarige zelf – op een verantwoorde en liefdevolle wijze in diens ontluikende seksuele behoefte kan voorzien. Dit beeld wordt versterkt door de publicatie van expliciete erotische verhalen en foto’s van bijna geheel ontklede kinderen. De site bevat nagenoeg geen materiaal dat dit beeld corrigeert. De waarschuwing op de site dat de leden geen strafbare feiten moeten plegen, is in dit licht obligaat en onbetekenend. 4.19. De site van de vereniging biedt dus niet slechts de mogelijkheid aan pedofielen om onbeschroomd over kun gevoelens en behoeften te spreken; door de keuze van het gepubliceerde materiaal voedt zij die sentimenten voortdurend, en geeft zij steun aan de overtuiging van haar leden dat seksuele relaties tussen kinderen en volwassenen puur en goed kunnen zijn. Het openbaar ministerie voert dan ook terecht aan dat de vereniging de gevaren van seksueel contact met jonge kinderen bagatelliseert, dergelijke contacten goedpraat, en ze zelfs verheerlijkt. Dit alles vormt naar het oordeel van het hof een daadwerkelijke en ernstige aantasting van het als wezenlijk ervaren beginsel dat de lichamelijke en seksuele integriteit van het kind dient te worden beschermd. – De vraag of de werkzaamheid van de vereniging de samenleving ontwricht of kan ontwrichten 4.20. Naar het oordeel van het hof miskent het openbaar ministerie echter dat artikel 2:20 BW, waar het verzoek op is gebaseerd, niet het hiervoor besproken belang van het kind beoogt te beschermen, maar dat van de samenleving. De wettelijke bepalingen die wel de integriteit van het kind beogen te beschermen, zijn in deze zaak niet aan de orde. Die constatering is bij de beoordeling van het verzoek doorslaggevend. Wat voor kinderen geldt, geldt immers niet voor de maatschappij waar zij onderdeel van uitmaken. Die samenleving zelf is weerbaar, en is in staat zich teweer te stellen tegen ongewenste uitingen en gedragingen die zij wel als verwerpelijk, maar niet als strafwaardig aanmerkt. Ze heeft in beginsel ook opvattingen voor lief te nemen die in brede kring worden verafschuwd. 4.21. Al hetgeen hiervoor als strijdig met de openbare orde is aangeduid, mag dan in brede lagen van de samenleving als verontrustend worden ervaren, een bedreiging van die samenleving zelf levert het niet op. Vanaf de oprichting van de vereniging in 1982 hebben over haar bestaan en haar activiteiten heftige maatschappelijke debatten plaatsgehad, maar sinds die tijd – dus gedurende de afgelopen decennia – is van daarmee verband houdende maatschappelijke ontwrichting of de dreiging van ontwrichting geen sprake geweest. 4.22. Recente schokkende onthullingen omtrent pedoseksualiteit, met name die over het verleden van de katholieke kerk en in de Amsterdamse zedenzaak, hebben de weerstand tegen pedofilie hoog doen oplaaien. Het gaat echter te ver om dat gegeven te koppelen aan de werkzaamheid van de vereniging, en in die samenhang een argument te zien voor het standpunt dat de maatschappij nu wel dreigt te worden ontwricht. Door dat toch te doen, miskent het openbaar ministerie de kracht en flexibiliteit van de democratische fundamenten en van het nut en de noodzaak van maatschappelijk debat. Daarvoor dient het recht ruimte te laten, ook als dat pijnlijk is en weerstand oproept. Slotsom 4.23. Het hof concludeert dat niet is gebleken van enige werkzaamheid van de vereniging waarvan de ongestoorde voortzetting en navolging in onze democratische rechtstaat op straffe van ontwrichting niet (langer) kan worden geduld. Proceskostenveroordeling 4.24. De bestreden beschikking zal worden vernietigd, onder afwijzing van het verzoek. Het hof zal het openbaar ministerie veroordelen in de door de vereniging gemaakte kosten van het geding in beide instanties (in hoger beroep te waarderen op tariefgroep II, telkens 2 punten). De beslissing Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep: verklaart [appellant 2] niet-ontvankelijk in het hoger beroep; vernietigt de beschikking van de rechtbank Assen van 27 juni 2012 en opnieuw rechtdoende: wijst het verzoek van het openbaar ministerie af; veroordeelt het openbaar ministerie in de kosten van beide instanties, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van de vereniging wat betreft de eerste aanleg vastgesteld op € 904,-voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op nihil voor verschotten, en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 1.788,-voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief en op € 291,- voor verschotten; verklaart deze beschikking ten aanzien van de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad. Deze beschikking is gewezen door M.W. Zandbergen, G. van Rijssen en I. Tubben en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 2 april 2013.
OM: Vereniging Martijn kan niet in hoger beroep
07-03-2013
Pedofielenvereniging Martijn kan niet in haar hoger beroep worden ontvangen tegen de beschikking van de rechtbank Assen waarbij de vereniging werd verboden en per direct werd ontbonden. Dat is de mening van het Openbaar Ministerie in het hoger beroep dat donderdag 7 maart diende voor het gerechtshof in Leeuwarden. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden behandelde in Leeuwarden het hoger beroep van de vereniging Martijn. De rechtbank in Assen verbood en ontbond de vereniging bij beschikking van 27 juni 2012. Volgens de rechtbank blijkt uit de uitingen op de website van de vereniging Martijn en de opvattingen die haar bestuursleden openbaar maken, dat de vereniging Martijn voor haar leden nastreeft om seksueel contact te kunnen hebben met kinderen. Daartoe wordt, zo overwoog de rechtbank, dat seksuele contact verheerlijkt en voorgesteld als iets wat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. De rechtbank oordeelde dat dat streven een ernstige inbreuk maakt op de binnen de samenleving geldende fundamentele waarden en dat het indruist tegen de rechtsorde. Verder oordeelde de rechtbank dat de vereniging Martijn de rechten van kinderen aantast, daar waar de bescherming van de seksuele integriteit onmiskenbaar één van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde vormt.
Ook Marthijn Uittenboogaard in appèl
Tijdens de zitting van het hoger beroep bleek dat naast de vereniging ook Marthijn Uittenboogaard, de voormalige voorzitter van de pedovereniging, appèl had ingesteld tegen het verbod van de vereniging. Hij stelde voor het hof dat hij een persoonlijk belang heeft bij het hoger beroep, omdat de Rabobank het openen van een bankrekening zou hebben geweigerd vanwege zijn lidmaatschap van de pedovereniging. Ook onderbouwde hij zijn persoonlijke belang met de stelling dat hij, als voormalig bestuurder van de vereniging, bij voorzetting van de verboden activiteiten, strafrechtelijk vervolgd kan worden wegens deelname aan een criminele organisatie. Het Openbaar Ministerie (OM) stelde echter in haar requisitoir voor het hof, dat voortborduurde op haar eerder verweerschrift, dat Marthijn Uittenboogaard geen partij is in deze zaak. Hij verscheen ook niet bij de rechtbank Assen, aldus justitie, waar de vereniging zich liet vertegenwoordigen door schrijver Anton Dautzenberg. Uittenboogaard moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn hoger beroep. Ook bepleitte het OM de niet-ontvankelijk van de vereniging Martijn. De vereniging werd op 28 juni 2012 uitgeschreven bij de Kamer van Koophandel. Het OM stelde dat een rechtspersoon na ontbinding alleen blijft voortbestaan voor zover dit voor de vereffening van zijn vermogen nodig is en dat deze uitzondering zich in deze zaak niet voordoet. “Het hoger beroep heeft immers niet de vereffening van de vereniging Martijn tot inzet en bovendien is voor het hoger beroep géén opdracht gegeven door de vereffenaar”, aldus het OM. Namens de vereniging Martijn bestreed advocaat Bart Swier de eerste stelling met een beroep op een recent arrest van de Hoge Raad (HR 11 januari 2013, LJN BX9762 (Unidek/HDI International Holding)).
“Pedoclub verheerlijkt en vergoelijkt seks met kinderen”
Als het hof mocht oordelen dat de vereniging Martijn wel gewoon in hoger beroep mocht gaan, dan vindt het OM dat de uitspraak van de rechtbank Assen in stand moet blijven. Het verheerlijken en vergoelijken van seks met kinderen is volgens justitie in strijd met de openbare orde alsook met tal van internationale verdragen. Er is daarom een groot publiek belang bij een blijvend verbod van de vereniging Martijn, aldus het OM. Het OM stelde verder dat het op de website geen discussieforum is “waarin personen met een pedofiele geaardheid zich genuanceerd mengen in het maatschappelijk debat om verandering te brengen in de zedelijkheidswetgeving, maar – het tonen van afbeeldingen van jonge kinderen in uiteenlopende seksueel prikkelende en uitdagende poses; – het weergeven van teksten met expliciete beschrijvingen van seksuele contacten tussen volwassenen en – vaak zeer jonge en kwetsbare – kinderen, die zich vaak in afhankelijkheidsrelaties bevinden; – het weergeven van teksten waarin wordt betoogd dat er met seksueel contact tussen – ook nog zeer jonge – kinderen en volwassenen niets mis is, zolang er maar geen sprake is van geweld of ‘dwang’; – het ridiculiseren van de strafbaarstelling van seksuele contacten tussen volwassenen en kinderen, zoals deze in voornoemde teksten worden beschreven, en het ridiculiseren van strafrechtelijke veroordelingen; – het uitdragen dat seksuele contacten met volwassenen en het fabriceren van kinderporno voor kinderen niet schadelijk hoeft te zijn; – het geven van interviews waarin seksuele contacten tussen volwassenen en kinderen worden verheerlijkt en goedgepraat.” Ook stelde het openbaar ministerie dat de bijdragen op de weblog aan de vereniging Martijn kunnen worden toegerekend, “nu de vereniging kennelijk heeft nagelaten om deze bijdragen te verwijderen of aan te passen.” Advocaat Bart Swier van de vereniging Martijn stelde dat er onderscheid gemaakt moet worden tussen de gedachte en de daad. „Als een vereniging van mening is dat honden dood moeten, dan zegt dat nog niet dat ze de honden ook dood gaan maken”, aldus de advocaat.
Uittenboogaard: Foto’s op website gaven gedoe
Uittenboogaard verklaarde desgevraagd voor het hof dat hij betrokken was bij het uploaden van de door het OM bekritiseerde inhoud van de website. Uittenboogaard ontkende echter dat hij foto’s van de website heeft verwijderd omdat die strafbaar zouden zijn, maar dat alleen deed “vanwege al het gedoe” in de samenleving. Verder benadrukte Uittenboogaard voor het hof dat het op de website niet om de foto’s ging maar om de teksten. De voorzitter van het hof stelde de vraag of sommige teksten op de inmiddels opgeheven website niet zeer expliciet waren. Volgens Uittenboogaard zijn het citaten van mensen die seksuele contacten met kinderen hebben meegemaakt, “waarvoor je niet de vereniging moet aanpakken en verbieden maar eventueel de persoon die de betreffende uitspraken gedaan heeft”. Echter, de voorzitter van het hof wees Uittenboogaard erop dat het toch de vereniging is die de citaten op haar website plaatste. Volgens letselschadespecialist Yme Drost, die bij de behandeling van het hoger beroep aanwezig was, waren de rechters van het hof scherp in het bevragen van Martijn Uittenboogaard. “Er werd heel nadrukkelijk gevraagd naar de werkelijke achtergronden en bedoelingen van de pedovereniging”, aldus Drost. Volgens Drost draaide Uittenboogaard een beetje om de vragen heen: “Hij was minder duidelijk en expliciet in zijn uitspraken dan hij doorgaans in de media is.”
Voortschrijdend inzicht
Yme Drost stond feitelijk met zijn cliënten Marcel en Priscilla aan de basis van het verbieden en ontbinden van de vereniging Martijn. Eerst deed Drost dat, mede namens zijn cliënten, in mei 2010 middels een verzoek aan het Openbaar Ministerie. Toen het OM zijn verzoek in juni 2011 afwees schreef Drost de minister van Veiligheid en Justitie Ivo Opstelten aan met het verzoek om in te grijpen. Op 24 november 2011 maakte Herman Bolhaar als voorzitter van het college van procureurs-generaal de ommezwaai van het OM via de NOS bekend. Het Openbaar Ministerie was inmiddels ook zelf tot de conclusie gekomen dat de activiteiten van de vereniging in strijd waren met de openbare orde. Bolhaar kondigde daarop aan dat het Openbaar Ministerie binnen twee weken een verzoek tot het verbieden en ontbinden van de vereniging bij de rechter zou indienen. De uitspraak in hoger beroep is door het gerechtshof te Leeuwarden voorlopig vastgesteld op 21 mei 2013.
Pedovereniging Martijn verder in het nauw
30-01-2013
Undercover in Nederland zendt zondag 3 februari 2013 een schokkende reportage uit over de mogelijke handelwijze van de inmiddels verboden pedovereniging Martijn. In de eerste aflevering van het nieuwe seizoen is te zien hoe onderzoeksjournalist Alberto Stegeman een pedofiele vrouw op het spoor komt. Ze biedt een tweejarige peuter aan om op te passen en seksuele handelingen mee te verrichten. De vader van de 2-jarige peuter wordt door de pedofiele “hulpverleenster” niet ingelicht over de pedofiele gevoelens van de oppas. De hulpverleenster, woonachtig in Athene, blijkt zelf pedofiel en stimuleert seks tussen een volwassene en een kind. De vrouw is inmiddels door de Griekse politie aangehouden. Zeer opmerkelijk is dat de pedofiele vrouw is aangedragen door Marthijn Uittenbogaard, voorzitter van de verboden pedofielenvereniging Martijn. Op 7 maart a.s. dient het hoger beroep van ‘Martijn’ bij het Gerechtshof te Leeuwarden. De pedoclub vecht in hoger beroep het verbod van de vereniging aan, dat vorig jaar is opgelegd door de rechtbank Assen.
Pedovereniging Martijn stuurde door
Alberto Stegeman heeft de schokkende reportage inmiddels laten zien aan letselschade-expert Yme Drost. Stegeman, zo vertelde hij Drost, stuurde als “Liesbeth” een mail naar de ontbonden “Partij voor Naastenliefde, Vrijheid en Diversiteit” (PNVD) om advies in te winnen over hoe om te gaan met haar pedofiele gevoelens. Vervolgens werd “Liesbeth” met de pedofiele “hulpverleenster” in contact gebracht door Marthijn Uittenboogaard, die dat deed in naam van de vereniging Martijn. Drost heeft zich vele jaren sterk gemaakt om de pedoclub verboden te krijgen. Hij deed dat samen met zijn cliënten Marcel en Priscilla; hun dochtertje van drie werd lange tijd door buurman Geert B. seksueel misbruikt. Geert B. verklaarde tegenover de politie, dat hij tips van de vereniging Martijn ontving over het seksueel misbruik van kinderen. Martijn heeft het geven van tips altijd ontkend. Yme Drost verwacht dat de uitzending de pedovereniging en Martijn Uittenbogaard juridisch verder in het nauw zal brengen. De Politieke partijen CDA, SP, D66 en VVD vinden naar aanleiding van de aangekondigde uitzending, dat er snel een uitgebreid onderzoek moet komen naar de rol van pedofiele vrouwen in Nederland.
Pedoclub Martijn in hoger beroep tegen verbod
03-07-2012
Pedofielenvereniging Martijn gaat in hoger beroep tegen het besluit van de rechtbank in Assen de club te verbieden en te ontbinden. Dat heeft advocaat Bart Swier volgens NU.nl dinsdag gemeld. Het civiel hoger beroep dient voor het gerechtshof in Leeuwarden. Op 27 juni 2012 ontbond en verbood de vereniging Martijn. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de uitingen op de website van de Vereniging Martijn en haar opvattingen zoals haar bestuursleden die openbaar maken, blijkt dat de Vereniging Martijn voor haar leden nastreeft om seksueel contact te kunnen hebben met kinderen. Daartoe wordt, zo overweegt de rechtbank, dat seksuele contact verheerlijkt en voorgesteld als iets wat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn.
Ernstige inbreuk op binnen samenleving geldende fundamentele waarden
Naar het oordeel van de rechtbank vormt dat streven een ernstige inbreuk op de binnen onze samenleving geldende fundamentele waarden en druist het in tegen onze rechtsorde. De Vereniging Martijn tast daarmee de rechten van kinderen aan, daar waar de bescherming van de seksuele integriteit onmiskenbaar één van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde vormt. Volgens de rechtbank zijn kinderen niet weerbaar en kunnen geen of onvoldoende weerstand bieden aan volwassenen die seksuele wensen openbaren. Daarbij wijst de rechtbank op het bestaan van zedenwetgeving ter bescherming van de seksuele integriteit van kinderen. Al met al oordeelt de rechtbank dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn in strijd is met de openbare orde. Zie ook: Rechtbank verbiedt pedoclub Martijn En: ‘Van kinderen blijf je af, dus is dit fantastisch nieuws’
‘Van kinderen blijf je af; dit is fantastisch nieuws’
28-06-2012
De Vereniging Martijn wordt verboden en ontbonden. De één vindt het een overwinning voor de rechtstaat, de ander juist een nederlaag. „ Dit is een geweldig succes”, zegt hoofdrolspeler Yme Drost over het einde van de pedofielenclub. door Teun Staal. Korzelig en kortaf klinkt het: „Dit is een zwarte dag voor de vrijheid van meningsuiting, een nederlaag voor de rechtstaat. Daar wilde ik het bij laten.” Was getekend: Marthijn Uittenbogaard, het in Hengelo woonachtige bestuurslid van de Vereniging Martijn. Zijn club voor pedoseksuelen werd door de rechtbank in Assen verboden en dient per direct te worden ontbonden. Vanaf zijn vakantieadres klinkt Yme Drost opgetogen over die uitspraak. Dit is waar hij drie jaar voor heeft gestreden: een verbod van een club die op de website foto’s en verhalen publiceerde die ‘te schandelijk voor woorden’ zijn. „Martijn is een enorme slag toegebracht. Dit is fantastisch nieuws”, zegt de letselschade-specialist uit Hengelo. Op wiens conto moet het verbod van Martijn worden geschreven? Het opdoeken van de pedovereniging mag dan het stempel dragen van de rechtbank in Assen, het is vooral de massale maatschappelijke verontwaardiging over alles wat riekt naar seksuele omgang met kinderen, die tot het einde van de club heeft geleid. In die boosheid speelt Drost een juridische hoofdrol. Hij staat de ouders bij van het meisje dat seksueel is misbruikt door oud-buurman Geert B. uit Glanerbrug. B. is de man die in 2010 tot twaalf jaar en tbs met dwangverpleging werd veroordeeld voor moord en seksueel misbruik van – onder meer – het toenmalige buurmeisje. B. zou meerdere keren tips hebben ontvangen van Martijn; over hoe hij in contact kon komen met meisjes en hoe hij de sporen van daden het beste kon traceren en uitwissen. Het civiel recht biedt nu een handvat om voor eens en altijd af te rekenen met de omstreden pedofielenvereniging. De onvrede over en weerzin tegen seksuele omgang met (jonge) kinderen heeft daar alles mee te maken. In de uitspraak stelt de rechtbank dat Martijn met haar opvattingen en handelen – het streven naar en verheerlijken van seksuele contacten van volwassenen met kinderen – ‘ernstige inbreuk pleegt op de fundamentele waarden’ in de samenleving. Het is zoals Pieter Omtzigt, het CDA-Tweede Kamerlid dat samen met Arie Slob van de ChristenUnie een initiatiefwetsvoorstel indiende om Martijn aan te pakken, gisteren stelde: „Van kinderen en baby’s blijf je af.” Omtzigt vertolkt daarmee het algemene gevoel van afschuw. Het meest nadrukkelijk kwam dat exact een jaar geleden tot uiting in Hengelo. Daar, in een eenvoudig huis in een gewone straat op een steenworp afstand van het centrum, woont sinds anderhalf jaar Marthijn Uittenbogaard. Het is een nieuwe relatie die het bestuurslid van Martijn naar Twente brengt. Zijn verhuizing valt slecht bij de noabers. Als zijn achtergrond algemeen bekend wordt is massale verontwaardiging het gevolg. De straat waar Uittenbogaard woont, stroomt op zondag 3 juli vol, als actieverenigingen een pedoprotest op touw zetten. Het volksoproer kraait als enkele honderden demonstranten de neus aan het raam drukken bij Uittenbogaard. Die houdt zich binnen schuil als een deurbel en een ruit sneuvelen. „Een agent voor de deur had niet misstaan, maar kennelijk mag dit allemaal maar”, zegt hij in deze krant. Frank Kerckhaert is een andere mening toegedaan. De burgemeester, die zich die middag afzijdig houdt, vindt het protest binnen de grenzen van het toelaatbare. Redenen het protest op voorhand te verbieden ziet hij niet. Kerckhaert krijgt niettemin het verwijt dat hij de buurt eerder had moeten informeren over de aanwezigheid van Uittenbogaard en diens achtergrond. In een betrekkelijk laat stadium krijgen de directe buren – een gezin met pleeg- en eigen kinderen – te horen wie er naast hen woont. „Ik wist het niet eerder”, stelt Kerckhaert. De burgemeester heeft met Uittenbogaard een heldere afspraak. De laatste zal de openbaarheid zo veel mogelijk mijden. Hij zal activiteiten voor Martijn niet in verband brengen met zijn nieuwe woonplaats. De vraag is of Uittenbogaard zich aan die afspraak houdt. Hij maakt een You Tube filmpje waarin hij vrijuit spreek over de seksuele moraal. Het wordt door velen als een provocatie opgevat. Tegenover deze krant spreekt hij die zondagmiddag van een ‘hetze’. Uittenbogaard schetst hoe hij Nederland heeft zien veranderen: in een ooit verdraagzaam land is er sinds de zaak-Dutroux sprake van een heksenjacht op mensen zoals hij. Waarden als de vrijheid van meningsuiting en het recht op vereniging zijn in het geding, meent Uittenbogaard. Voor Yme Drost is er echter een nog groter goed. Dat is het recht van het kind, dat te allen tijde beschermd moet worden. Het handelen van Martijn is daarbij volkomen strijdig met de openbare orde. „ Als je naar de website keek, dan kwam je foto’s van minderjarigen tegen. Ook stonden er waargebeurde verhalen van pedoseksuelen op. Het was te weerzinwekkend voor woorden.” Bovendien zijn de internationale afspraken helder als glas. „Nederland heeft zich te houden aan het Verdrag van Lanzarote. Dat schrijft voor dat verdragspartners alles moeten ondernemen, ook preventief, om misbruik van kinderen te voorkomen. Er valt geen speld tussen te krijgen.” Drost spreekt van ‘een groot succes’. „Een absoluut verbod voor pedoseksuelen om bij elkaar te komen en over gevoelens te praten kan natuurlijk niet. Maar zodra ze zich opnieuw organiseren, zal het OM in actie komen”, voorziet Drost. „Daarom is dit geweldig.” Bron: De Twentsche Courant Tubantia
Rechtbank verbiedt pedoclub Martijn
27-06-2012
De rechtbank Assen heeft vandaag de pedofielenvereniging Martijn ontbonden en verboden verklaard. Het Openbaar Ministerie vorderde zes weken geleden de ontbinding en het verbod van de pedoclub. De gehele zaak kwam aan het rollen toen de officier van justitie in de strafzaak tegen Geert B. in april 2010 een boekje open deed over de vereniging Martijn. Geert B. uit Glanerbrug stond in mei 2010 terecht voor het misbruiken van zijn driejarig buurmeisje en het misbruik en verwurgen van de achtjarige Semiha Metin uit Deventer. De rechtbank Zwolle legde hem daarvoor bij vonnis (ECLI:NL:RBZLY:2010:BM5049) een gevangenisstraf op van 12 jaar en tbs met dwangverpleging. In het requisitoir tijdens de strafzaak deed de officier van justitie een boekje open over de vereniging Martijn op basis van verklaringen van Geert B. Laatstgenoemde zou van de vereniging Martijn tips hebben ontvangen “hoe en op welke wijze hij gevaarloos in contact kon komen met meisjes. Bijvoorbeeld: alleen meisjes uit de buurt benaderen die je al kent en geen wild-vreemden.” Ook zou Geert B. tips van de vereniging Martijn hebben gekregen over het wissen en traceren van sporen. De ontboezemingen ter zitting over de rol van de pedofielenvereniging waren voor de aanwezige ouders van het misbruikte driejarige meisje, Marcel en Priscilla, en hun gemachtigde de letselschade-expert Yme Drost, de directe aanleiding om het Openbaar Ministerie te vragen de vereniging strafrechtelijk te vervolgen en civielrechtelijk te laten verbieden en te ontbinden.
OM wees in eerste instantie verzoek van Yme Drost af
In juni 2011 liet het Openbaar Ministerie nog weten dat het verzoek, dat Drost namens de ouders had ingediend, juridisch niet haalbaar was. Drost vroeg daarop minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie per brief om van zijn in de wet neergelegde bevoegdheid gebruik te maken en het Openbaar Ministerie, in een aanwijzingsbesluit, op te dragen een vordering tot verbod en ontbinding van de pedofielenvereniging Martijn bij de rechtbank in te dienen. Volgens Drost handelde het openbaar ministerie in strijd met (internationale) (kind-) verdragen toen het een eerder verzoek daartoe naast zich neerlegde. Drost was van oordeel dat met name het Verdrag van Lanzarote, dat onder meer de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik ten doel heeft, Nederland verplicht preventief tegen de vereniging Martijn op te treden. De maatschappelijke verontwaardiging die ontstond door de aanvankelijke weigering van het OM op te treden tegen de vereniging Martijn, was voor Henk Bres aanleiding om een zogenaamd burgerinitiatief te starten. Die actie leverde meer dan 60.000 handtekeningen op voor een wetsvoorstel tot het verbieden van de vereniging Martijn. Kort nadat het CDA samen met de ChristenUnie aankondigde te werken aan een voorstel om de pedoclub Martijn te verbieden, verklaarde de top van het OM dat zij bij de rechtbank Assen een verzoekschrift zou indienen tot ontbinding en verbodenverklaring van de pedoclub. Gerechtsgebouw te Assen
Verlossend antwoord
Eindelijk kwam het verlossende antwoord van de rechtbank Assen. Bij beschikking van 27 juni 2012 ontbond en verbood de rechtbank Assen de vereniging Martijn. De rechtbank heeft daartoe overwogen dat uit de uitingen op de website van de Vereniging Martijn en haar opvattingen zoals haar bestuursleden die openbaar maken, blijkt dat de Vereniging Martijn voor haar leden nastreeft om seksueel contact te kunnen hebben met kinderen. Daartoe wordt, zo overweegt de rechtbank, dat seksuele contact verheerlijkt en voorgesteld als iets wat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. Naar het oordeel van de rechtbank vormt dat streven een ernstige inbreuk op de binnen onze samenleving geldende fundamentele waarden en druist het in tegen onze rechtsorde. De Vereniging Martijn tast daarmee de rechten van kinderen aan, daar waar de bescherming van de seksuele integriteit onmiskenbaar één van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde vormt. Volgens de rechtbank zijn kinderen niet weerbaar en kunnen geen of onvoldoende weerstand bieden aan volwassenen die seksuele wensen openbaren. Daarbij wijst de rechtbank op het bestaan van zedenwetgeving ter bescherming van de seksuele integriteit van kinderen.
Werkzaamheid Martijn in strijd met openbare orde
Al met al oordeelt de rechtbank dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn in strijd is met de openbare orde. Zij motiveert in haar beschikking waarom zij tot dat oordeel komt. Om die reden verklaart de rechtbank de Vereniging Martijn verboden en ontbindt zij die. Daarbij heeft de rechtbank ook bepaald dat de uitspraak meteen geldig is; een eventueel hoger beroep van Martijn heeft geen uitstellende werking. Marcel en Priscilla, de ouders van het door Geert B. misbruikte buurmeisje van 3 jaar, zijn opgelucht: “Wij zijn blij zijn met het verbod op de vereniging, dat seks met kinderen propageerde. We gunnen niemand wat ons dochtertje en wij hebben moeten doormaken.”
Uitspraak Vereniging Martijn
27-06-2012
LJN: BW9477, Rechtbank Assen, 90511 / HA RK 11-230 English VersionUitspraak Vereniging MartijnDatum uitspraak:27-06-2012Datum publicatie:27-06-2012Rechtsgebied:HandelszaakSoort procedure:Eerste aanleg – meervoudigInhoudsindicatie:Verbodenverklaring Vereniging Martijn. De rechtbank overweegt dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn in strijd is met de openbare orde. Ingevolge art. 2:20 BW verklaart de rechtbank haar verboden, ontbindt haar en benoemt een vereffenaar.Vindplaats(en):JB 2012, 194 m. nt. J.J.J. Sillen JOR 2012, 316 m. nt. mr. E. Schmieman NJF 2012, 341 ONDR 2013, 7 m. nt. Maarten Verbrugh Rechtspraak.nlUitspraakBESCHIKKING RECHTBANK ASSEN Sector civiel recht zaaknummer / rekestnummer: 90511 / HA RK 11-230 Beschikking van 27 juni 2012 in de zaak van HET OPENBAAR MINISTERIE, dat woonplaats kiest in ‘s-Gravenhage, verzoeker, en voor wie optreedt als officier van justitie bij het parket in Assen mw. mr. dr. M.E. Meijer, tegen de vereniging VERENIGING MARTIJN, die statutair gevestigd is in Hoogeveen, verweerster, en voor wie als advocaat optreedt mr. B.C. Swier. Partijen worden hierna het Openbaar Ministerie en de Vereniging Martijn genoemd. 1. De procedure 1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit: – het verzoekschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 16 december 2011; – het verweerschrift, ingekomen ter griffie van de rechtbank op 10 mei 2012; – het door het Openbaar Ministerie toegezonden rapport “Gerapporteerde problemen van slachtoffers van seksueel misbruik in de kindertijd”; – de door de Vereniging Martijn toegezonden kamerstukken; – de mondelinge behandeling op 16 mei 2012 en de daarbij overgelegde pleitaantekeningen. 1.2. Ten slotte heeft de rechtbank bepaald dat vandaag de beschikking wordt gegeven. 2. De beoordeling 2.1. Het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank de Vereniging Martijn verboden te verklaren en te ontbinden. Dat verzoek grondt het Openbaar Ministerie op art. 2:20 BW. Het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank verder om een vereffenaar te benoemen, niet zijnde één van de bestuursleden van de Vereniging Martijn en te bepalen dat een eventueel batig saldo na vereffening wordt uitgekeerd aan de Staat. Het Openbaar Ministerie verzoekt de rechtbank tot slot de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. 2.2. Het Openbaar Ministerie stelt daartoe, samengevat weergegeven, dat de Vereniging Martijn kinderen bedreigt in hun lichamelijke, emotionele en seksuele integriteit en de rechten en vrijheden van deze kwetsbare groep aantast. Het Openbaar Ministerie stelt dat dit op een zodanige wijze plaatsvindt dat er strijd is met de openbare orde in de zin van art. 2:20 BW. 2.3. Het verweer van de Vereniging Martijn strekt tot afwijzing van alle verzoeken. De Vereniging Martijn weerspreekt daartoe bepaalde door het Openbaar Ministerie aan het verzoek ten grondslag gelegde feiten. De Vereniging Martijn voert tot haar verweer verder aan, samengevat weergegeven, dat zij niet verboden kan worden verklaard op grond van niet strafbare uitingen of op haar website openbaar gemaakte niet strafbare afbeeldingen. Voor het overige doet zij een beroep op de vrijheid van meningsuiting. De Vereniging Martijn verzoekt de rechtbank om de beschikking niet uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, gelet op de complicaties die kunnen ontstaan bij het instellen van hoger beroep en het volgens haar declaratoire karakter van de te geven beschikking. 2.4. Ten aanzien van de in dit verband tussen partijen opgekomen geschilpunten overweegt de rechtbank als volgt. 2.5. Art. 2:20 BW brengt met zich dat de rechtbank de Vereniging Martijn verboden moet verklaren en haar ontbinding moet uitspreken als blijkt dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn in strijd is met de openbare orde. Uit de wetsgeschiedenis en uit de rechtspraak volgt dat het begrip “werkzaamheid” in art. 2:20 BW de daden van de Vereniging Martijn betreft en/of de woorden die de Vereniging Martijn spreekt of schrijft. 2.6. De rechtbank neemt bij de beoordeling van het verzoek in overweging dat gelet op art. 8 van de Grondwet en art. 11 van het Europees verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden, het recht van vereniging en vrije meningsuiting grondbeginselen van de Nederlandse rechtsstaat zijn. De rechtbank zal daarom art. 2:20 BW terughoudend toepassen en alleen strijd met de openbare orde aannemen als inbreuk wordt gemaakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel (zie de MvA 17 476, p. 3). 2.7. Het Openbaar Ministerie legt aan zijn verzoek uiteenlopende feiten en omstandigheden ten grondslag. Voor wat betreft het vaststellen van de werkzaamheid van de Vereniging Martijn in de zin van art. 2:20 BW slaat de rechtbank uitsluitend acht op de werkzaamheid van de Vereniging Martijn die voor een ieder kenbaar is of kan zijn geweest. Al wat het Openbaar Ministerie stelt en aanvoert ten aanzien van individuele bestuursleden en hun strafrechtelijke verleden wordt daarom niet in de beoordeling betrokken. De rechtbank zal evenmin acht slaan op uitingen van derden op het forum van de website van de Vereniging Martijn. 2.8. Voor het vaststellen van de werkzaamheid van de Vereniging Martijn slaat de rechtbank in de eerste plaats acht op de informatie die de Vereniging Martijn op webpagina’s van haar website www.martijn.org geeft of tot kort voor het moment van indiening van het inleidende verzoekschrift in een daaraan voorafgaande lange periode van tijd heeft gegeven. 2.9. De rechtbank slaat in de tweede plaats acht op uitingen van de Vereniging Martijn in andere media. Die uitingen betreffen interviews die bestuursleden hebben gegeven of andere publicitaire middelen die zij hebben gebruikt, bijvoorbeeld het plaatsen van videoblog’s op de website www.youtube.com. 2.10. De rechtbank betrekt een en ander in de beoordeling, omdat de uitingen op de webpagina’s van de website www.martijn.org en datgene wat de bestuursleden namens de Vereniging Martijn openbaar maken, daden zijn van de Vereniging Martijn dan wel de woorden zijn die zij schrijft of die zij spreekt. Het betreft daarom de werkzaamheid van de Vereniging Martijn. Ten aanzien van de interviews en/of andere publieke uitingen van bestuursleden zoals die door het Openbaar Ministerie aan het verzoek ten grondslag zijn gelegd, overweegt de rechtbank dat deze uitingen aan de Vereniging Martijn mogen worden toegerekend als de bestuursleden zich laten interviewen in hun hoedanigheid van bestuurslid en/of zij zich, bijvoorbeeld in videoblog’s, uiten namens de Vereniging Martijn. 2.11. Het Openbaar Ministerie heeft in zijn verzoekschrift het op de webpagina’s van de website www.martijn.org aangetroffen materiaal gerubriceerd en gecategoriseerd. Die categorisatie onderschrijft de rechtbank. Met het Openbaar Ministerie is de rechtbank van oordeel dat uit die categorisatie blijkt dat de Vereniging Martijn op de webpagina’s van haar website uitdraagt dat: (i) kinderen een lustobject zijn. Dit blijkt uit op de webpagina’s van de website aangeboden materiaal dat geen andere bedoeling kan hebben dan om seksueel te prikkelen. Daartoe worden op de webpagina’s afbeeldingen aangeboden van kinderen in uitdagende en seksueel getinte poses en worden op webpagina’s teksten gepubliceerd waarin een expliciete beschrijving van seksueel contact tussen volwassenen en kinderen wordt gegeven; (ii) met seksueel contact tussen volwassenen en kinderen niets mis is. In artikelen wordt in dit verband de stelling betrokken dat juist door het niet toestaan van seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen, kinderen schade wordt berokkend. In artikelen wordt verder naar voren gebracht dat kinderen seksueel contact met volwassenen willen, dat kinderen dat seksuele contact daarom opzoeken en dat kinderen eigenlijk wensen dat hun ouders dat seksuele contact zouden toejuichen; (iii) seksueel contact tussen volwassenen en kinderen verheerlijkt moet worden. Daartoe worden beschrijvingen gegeven van hoe fijn en prachtig seksuele contacten en relaties voor niet alleen de volwassene maar ook voor het kind zijn; (iv) strafrechtelijke veroordelingen voor zedenmisdrijven met kinderen bespottelijk zijn; (v) seksueel contact tussen volwassenen en kinderen heel “natuurlijk” is, kinderen dat seksuele contact zoeken, wensen en prettig vinden en seksueel contact en het fabriceren van kinderporno voor kinderen niet schadelijk hoeft te zijn.2.12. De Vereniging Martijn weerspreekt niet haar aldus te categoriseren uitingen op de webpagina’s van haar website. Zij voert daartegen aan dat haar website een nieuwsarchief is dat talloze, duizenden, citaten omvat en dat zij daarmee een specifiek beeld schetst over hoe anders er door veel mensen in de jaren tachtig van de vorige eeuw geschreven en gedacht werd over seksualiteit tussen volwassenen en kinderen, dat daarom publicatie van een en ander niet plaatsvindt ter seksuele prikkeling of om seks met jongeren goed te praten en dat aan de Vereniging Martijn niet denkbeelden van weleer mogen worden toegerekend. 2.13. Hieruit en ook uit wat de Vereniging Martijn overigens tot haar verweer aanvoert, begrijpt de rechtbank dat het verweer er mede toe strekt tot een nuancering te komen van het door het Openbaar Ministerie geschetste beeld van de Vereniging Martijn en haar werkzaamheid. De nuancering die de Vereniging Martijn beoogt aan te brengen, wordt door de rechtbank, mede in het licht van publieke uitingen van haar huidige voorzitter, aldus begrepen dat de Vereniging Martijn niet méér wil uitdragen dan dat een kind het plezierig kan vinden om seksueel contact te hebben met een volwassene en dat een kind dat contact zelf kan willen. De rechtbank begrijpt verder dat De Vereniging Martijn ook wil uitdragen dat een kind en een volwassene de ruimte moeten kunnen krijgen om een relatie op te bouwen die zich óók mag ontwikkelen tot een seksuele relatie, zolang een kind maar de vrijheid heeft zich uit die relatie terug te trekken en er alleen maar handelingen plaatsvinden die in overeenstemming zijn met de ontwikkeling van het kind. 2.14. De rechtbank oordeelt dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn, bezien vanuit de onderlinge samenhang en het onderlinge verband van het op de webpagina’s van haar website aangeboden materiaal en haar opvattingen zoals haar bestuursleden die openbaar maken, er blijk van geeft dat de Vereniging Martijn voor haar leden nastreeft om seksueel contact te kunnen hebben met kinderen en de Vereniging Martijn daartoe dat seksuele contact verheerlijkt en voorstelt als iets wat normaal en acceptabel is of zou moeten zijn. Het is dat streven dat een ernstige inbreuk vormt op de geldende fundamentele waarden binnen onze samenleving en daarom indruist tegen onze rechtsorde. De Vereniging Martijn creëert of draagt daarmee bij aan het bestaan van een subcultuur waarbinnen seksuele handelingen tussen volwassenen en kinderen als normaal en acceptabel gelden. Daarmee tast de Vereniging Martijn de rechten van kinderen aan. De bescherming van de seksuele integriteit van kinderen vormt onmiskenbaar één van de meest wezenlijke beginselen van onze rechtsorde. De Nederlandse rechtsstaat behoort bovendien vanuit internationaal rechtelijk perspectief voor die inbreuk geen ruimte te bieden. 2.15. De nuancering die de Vereniging ten aanzien van haar werkzaamheid kennelijk wil aanbrengen, doet hieraan niet af. Zo kan niet voorbij worden gegaan aan het onvermogen van kinderen om zich te uiten en een wil te bepalen op een wijze waarop een volwassene geacht mag worden dat wel te kunnen doen. Een kind heeft in het algemeen niet het vermogen zich terug te trekken uit een contact met een volwassene die seksuele wensen openbaart. Kinderen zijn niet weerbaar en kunnen geen of onvoldoende weerstand bieden aan seksuele wensen van een volwassene. Het is niet “natuurlijk” voor een kind om seksueel contact te hebben met een volwassene. Uit het door het Openbaar Ministerie in dit verband geproduceerde materiaal is het de rechtbank bovendien niet gebleken dat er bij een kind een ontwikkelingsfase kan worden aangewezen waarbinnen het normaal is of waarbinnen het past om seksueel contact te hebben met een volwassene, in welke vorm of mate dan ook. Het is (mede) om deze redenen dat zedenwetgeving bestaat waarmee wordt beoogd de seksuele integriteit van kinderen te beschermen. 2.16. Het voorgaande in onderling verband en samenhang beschouwd, leidt tot het volgende. De rechtbank stelt voorop dat het uitdragen van in de ogen van velen ongewenste opvattingen op zichzelf genomen geen grond geeft om tot een verbodenverklaring en ontbinding te komen van de Vereniging Martijn. Het recht van vereniging en het recht van vrije meningsuiting komt toe aan een ieder en daarom ook aan diegenen die seksuele gevoelens voor kinderen hebben. Dit doet er echter niet aan af dat de werkzaamheid van de Vereniging Martijn inbreuk maakt op de algemeen aanvaarde grondvesten van ons rechtsstelsel en deze werkzaamheid daarom in strijd is met de openbare orde. De rechtbank zal op die grond de Vereniging Martijn verboden verklaren en haar ontbinden. 2.17. De ontbinding brengt met zich dat het vermogen van de Vereniging Martijn moet worden vereffend. In de verbodenverklaring en de ontbinding ziet de rechtbank aanleiding om een vereffenaar te benoemen, zodat bestuursleden-vereffenaars van rechtswege defungeren. 2.18. Het verzoek te bepalen dat een eventueel batig saldo toekomt aan de Staat zal de rechtbank afwijzen. Daarvoor is redengevend dat zonder nadere toelichting die het Openbaar Ministerie niet geeft, de rechtbank, mede gelet op wat art. 2:23b lid 1 BW bepaalt, niet begrijpt hoe op voorhand kan worden vastgesteld dat een eventueel batig saldo na de vereffening hoe dan ook moet worden uitgekeerd aan de Staat. 2.19. De rechtbank zal haar beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. Anders dan de Vereniging Martijn bepleit, is geen sprake van een declaratoire uitspraak. Gelet op de te nemen beslissing de Vereniging Martijn verboden te verklaren en te ontbinden op grond van de inbreuk die zij maakt op de openbare orde, valt niet in te zien waarom een in te stellen hoger beroep schorsende werking zou moeten hebben. De rechtbank zal daarom op de voet van wat art. 360 Rv mogelijk maakt, haar beschikking uitvoerbaar bij voorraad verklaren. 2.20. Het Openbaar Ministerie heeft niet verzocht de Vereniging Martijn in de kosten van deze procedure te veroordelen, zodat ten aanzien van de kosten geen beslissing hoeft te worden genomen. 3. De beslissing De rechtbank verklaart de Vereniging Martijn verboden, ontbindt de Vereniging Martijn, benoemt mr. J.J. Reiziger (Trip Advocaten & Notarissen, Postbus 300, 9405 PS in Assen) tot vereffenaar en verstaat dat met die benoeming de bestuursleden-vereffenaars van de Vereniging Martijn van rechtswege defungeren, benoemt het lid van deze rechtbank mr. A.M.A.M. Kager tot rechter-commissaris ten overstaan van wie, voor zover de rechter-commissaris daarbij betrokken is geweest, de vereffenaar rekening en verantwoording van zijn beheer aflegt, verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad, wijst af wat meer of anders is verzocht. Deze beschikking is gegeven door mr. H. Wolthuis, mr. B.R. Tromp en mr. F. Brekelmans en in het openbaar uitgesproken op 27 juni 2012.
OM vraagt ontbinding en verbod Pedovereniging Martijn
16-05-2012
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft vandaag met gebruikmaking van zijn civiele bevoegdheid aan de rechter gevraagd de Vereniging Martijn te ontbinden en te verbieden. De werkzaamheden van de vereniging maken inbreuk op de rechten en de belangen van het kind gezien de schadelijke effecten van seksueel kindermisbruik waardoor de maatschappelijke onrust toeneemt. Het OM vindt dan ook dat het gedachtegoed en de werkzaamheden van deze vereniging in strijd zijn met de openbare orde en de goede zeden. Daarom moet in dit concrete geval de vrijheid van vereniging minder zwaar wegen en ingeperkt worden. Daarmee komt de Staat ook tegemoet aan de internationale verplichtingen om maatregelen te treffen die er daadwerkelijk toe leiden dat kinderen beschermd worden tegen seksueel handelen door volwassenen. De Vereniging Martijn maakt voor het uitdragen van haar denkbeelden gebruik van diverse media en van een website op internet waarbij het gaat om materiaal dat seks met kinderen promoot en (impliciet of expliciet) beschrijft. Daarnaast bestaat de vereniging uit of draagt zij bij aan een digitaal en sociaal netwerk van gelijkgestemden en daders van zedenmisdrijven. Het vormt hiermee een (in)directe bedreiging voor het kind waardoor grote schade aan de lichamelijke en psychische gezondheid van het kind kan ontstaan. Ook de belangen van de familie en van mogelijke slachtoffers in de toekomst moeten hierbij worden meegewogen. Doelstelling Vereniging Martijn De Vereniging Martijn werd in 1982 opgericht als een vereniging die streeft naar wettelijke en maatschappelijke acceptatie van (seksuele) relaties tussen volwassenen en kinderen. De Vereniging vindt dat seksuele contacten en relaties tussen volwassenen en kinderen niet schadelijk zijn voor kinderen. Zoals de Vereniging het zelf omschrijft is zij “een platform voor iedereen die tegenwicht wil bieden aan het dogma dat kinderen en jongeren geschaad worden door vriendschappen en liefdevolle intimiteit met oudere personen”. Indienen verzoekschrift Het OM acht de werkzaamheden en het gedachtegoed van de Vereniging strijdig met de rechten en belangen van kinderen. In de huidige tijdsgeest is er in de samenleving geen plaats meer voor seksuele of erotiserende denkbeelden over kinderen, laat staan seksuele handelingen met kinderen. Het OM acht strafrechtelijke vervolging van de Vereniging niet haalbaar. Vervolgens heeft het OM onderzocht of de Vereniging civielrechtelijk kan worden aangepakt en meent dat op dit moment op goede en reële gronden een ontbindingsverzoek kan worden ingediend wegens strijd met de openbare orde en goede zeden. Het OM vindt dat door de Vereniging een subcultuur in stand wordt gehouden die kan leiden tot seksueel misbruik van kinderen. Op verzoek van het OM is onderzoek gedaan door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) naar problemen van slachtoffers van seksueel misbruik in de kindertijd. Uit dit rapport blijkt hoe enorm schadelijk seksueel kindermisbruik is voor de slachtoffers daarvan, ongeacht de aard van het misbruik en ongeacht de leeftijd van het kind. De resultaten bevestigen de stellingname van het OM en de terechte onrust in de maatschappij. Ook zijn ze in stellige tegenspraak met de filosofie van de Vereniging dat seksueel contact tussen kinderen en volwassenen niet schadelijk is. In veruit de meerderheid van de onderzochte gevallen zijn er meer problemen wanneer een persoon als kind seksueel is misbruikt dan wanneer dit niet het geval is. De problemen zijn zeer divers van aard. Het gaat om medische problemen, psychische problemen, seksuele problemen maar ook om het zelf op latere leeftijd plegen van seksueel misbruik en automutilatie of suïcidaal gedrag. Maatschappelijke onrust Seksueel misbruik van kinderen staat de laatste jaren enorm in de aandacht. Dit heeft geleid tot maatschappelijke onrust en hevige emoties bij de direct betrokkenen maar ook bij anderen in de samenleving. Het OM vindt dat de Vereniging uitdrukkelijk een aandeel in deze maatschappelijke onrust heeft. Vanuit verschillende lagen in de samenleving en op verschillende manieren wordt hieraan uiting gegeven onder andere door het verzamelen van 70.000 handtekeningen onder burgers om een debat in de Tweede Kamer te beginnen over de Vereniging, het stellen van vele vragen aan de Minister van Justitie en Veiligheid en het indienen van een wetsvoorstel om verenigingen als Martijn te kunnen verbieden. Conclusie Het OM vindt dat het belang van het kind en de maatschappelijke onrust zo zwaar moet wegen dat tot het ontbinden en het verbieden van de Vereniging moet worden overgegaan. Daarmee komt de Staat ook tegemoet aan de internationale verplichtingen om maatregelen te treffen die er daadwerkelijk toe leiden dat kinderen beschermd worden tegen seksueel handelen door volwassenen. Bron: Openbaar Ministerie
OM vertilt zich aan zaak pedoclub Martijn
27-11-2011
Jarenlang ontsprong pedoclub Martijn de dans: foto’s van naakte kinderen op het internet, publicatie van waargebeurde verhalen over seksueel misbruik van minderjarigen. Het kon en mocht allemaal. Het OM stond er bij en keek erna, althans zo lijkt het. Er ontstond een heuse volksoploop bij het huis van een pedobestuurder. Hoe kon het zover komen? De vereniging Martijn werd in 1982 opgericht als een vereniging die streeft naar wettelijke en maatschappelijke acceptatie van seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen. Martijn is van oordeel dat erotische contacten en “vrijwillige” seksuele relaties tussen volwassenen en kinderen niet schadelijk zijn voor kinderen en daarom maatschappelijk geaccepteerd zouden moeten worden. Dat kinderen “vrijwillig” seksuele relaties aangaan met volwassenen, wordt echter door de maatschappij bestreden. Algemeen wordt aangenomen dat kinderen zich gemakkelijk laten beïnvloeden door volwassenen. Ook uit de psychiatrie is bekend dat een categorie kinderen na seksueel contact met volwassenen levenslang met ernstige psychiatrische problemen blijft rondlopen. De vereniging Martijn weet overigens haar verwerpelijke standpunten aardig te maskeren door in de statuten en op haar website te spreken over: “ouderen-jongeren relaties” en “lichamelijke intimiteit.” De website maakt echter door foto’s, afbeeldingen en pedoseksuele verhalen duidelijk dat het gaat om seksuele relaties met kinderen. Sommige afbeeldingen lijken nadrukkelijk seksueel misbruik te suggereren. In mei 2010 deed letselschadespecialist Yme Drost, namens de ouders van een 3-jarig seksueel misbruikt meisje uit Glanerburg, aangifte bij het Openbaar Ministerie tegen de vereniging Martijn en haar bestuurders. Tevens vroeg Drost het Openbaar Ministerie de vereniging via een civiele procedure te ontbinden en te verbieden. Hij deed dat na het requisitoir van de officier van justitie in de zaak tegen Geert B. uit Glanerburg. Geert B. die het 3-jarige meisje had misbruikt, zou, aldus de officier van justitie, hebben verklaard tips en adviezen van de pedovereniging Martijn te hebben ontvangen hoe onder meer sporen van seksueel misbruik te wissen. In juni 2011 kwam het antwoord van het Openbaar Ministerie: het OM zag geen mogelijkheden tot het vervolgen, ontbinden en het verbieden van de vereniging Martijn. De Nederlandse samenleving reageerde onthutst. De bekende Nederlander Henk Bres kwam met een burgerinitiatief om de vereniging te verbieden. In korte tijd leverde dat ruim 70.000 handtekeningen op. Ook ontstond er een heuse volksoploop bij het huis van een bestuurslid van de vereniging in Hengelo. Meerdere malen werden de ruiten bij dat bestuurslid ingegooid. Het was duidelijk: een groot deel van de Nederlandse bevolking pikte de opstelling van het OM niet en reageerde zich af op een, zich niet tactisch uitlatende, bestuurder van Martijn. Hij werd kennelijk gezien als dé verpersoonlijking van de pedoseksuele bedreiging van datgene wat ons het meest dierbaar is, onze kinderen. Daar waar het Openbaar Ministerie als enige in deze maatschappij belast is met de vervolging van strafbare feiten en het instellen van civiele vorderingen om verenigingen, die in strijd handelen met de openbare orde en de goede zeden, te ontbinden en te verbieden, nam het OM, in de ogen van een groot deel van de bevolking, die taak niet serieus. Dat het OM zich vertilde aan de kwestie zou later blijken, toen het OM op haar eerder ingenomen standpunt terugkwam. Dat valt te prijzen. Iedereen kon de eerbaarheid schendende foto’s en afbeeldingen op de website van Martijn bekijken. Het OM verweerde zich door te stellen dat de foto’s weliswaar op het randje van de strafbaarheid waren, maar niet als kinderpornografisch betiteld konden worden. Dat de foto’s en afbeeldingen mogelijk schennis van de eerbaarheid opleveren (art. 240 Sr.) werd niet vermeld. Net of Martijn een soort van beschermengel had binnen het OM. Of had het OM niet serieus naar de zaak gekeken? In juli van dit jaar maande de plaatsvervangend hoofdofficier van justitie de letselschadespecialist Yme Drost om toch vooral spoed te betrachten bij het indienen van zijn beklag tegen het niet vervolgen van Martijn. Een novum: een Parket dat pleit voor een snelle beklagzaak tegen de eigen beslissing. Zat het OM in de maag met haar eigen beslissing? Was er binnen het OM een tweestrijd over het besluit om niets te ondernemen tegen de vereniging Martijn? Wilde men dat de maatschappelijk rust zo snel mogelijk weer terugkeerde? We zullen het waarschijnlijk nooit te weten komen. Drost diende vervolgens, conform het hem door het Parket gedane verzoek, mede namens zijn cliënten, een klacht in bij het gerechtshof. Hij wilde daarmee ook een opstap creëren naar de Raad van Europa of de Europese rechter, omdat hij de handelwijze van het OM en daarmee Nederland als verdragspartij, ook in strijd acht met meerdere internationale verdragen. Zo stelt het Verdrag van Lanzerote in artikel 4: “Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en om kinderen te beschermen.” De met veel belangstelling tegemoet geziene beschikking van het gerechtshof over het besluit van het OM om Martijn niet te vervolgen, liep uit op een deceptie. Het hof weigerde het verzochte bevel en was daarnaast van mening dat klagers niet het recht hadden om te klagen, omdat de verafschuwde afbeeldingen op de website geen betrekking hadden op een kind van klagers. Het hof legde met het uitspreken van de niet-ontvankelijkheid de beslissing in handen van de minister van Veiligheid en Justitie. Minister Opstelten kan, gecontroleerd door de Tweede Kamer, gebruik maken van zijn wettelijk bevoegdheid om het OM middels een aanwijzingsbesluit opdracht te geven de vereniging alsnog strafrechtelijk te vervolgen. Merkwaardig aan de beschikking van het hof is, dat met geen woord gerept wordt over het feit dat de foto’s en afbeeldingen op de website –in strafrechtelijke zin- schennis van de eerbaarheid lijken op te leveren. Daarvoor is namelijk niet vereist dat het gaat om foto’s en of afbeeldingen van een eigen kind van klagers. De enkele confrontatie met de foto’s en afbeeldingen levert die schennis van de eerbaarheid al op, zo luidde de door klagers bepleite stelling bij het hof. Maar het hof wijdde geen letter aan dat argument. Na de afwijzende beschikking van het hof ging het ineens toch allemaal razendsnel. Drost kondigde direct na de uitspraak van het hof aan naar de Raad van Europa te zullen stappen als alle rechtsmiddelen in Nederland waren uitgeput. Ook deelde Drost mee een klacht te zullen in dienen bij de Kinderombudsman. Nog diezelfde week kondigden het CDA en de ChristenUnie een gezamenlijk wetsvoorstel aan om de vereniging Martijn te verbieden. Twee uur later gaf de hoogste baas van het OM, Herman Bolhaar (voorzitter van het college van procureurs-generaal) een persconferentie: “Op basis van diepgaand juridisch onderzoek is het OM tot de conclusie gekomen dat Martijn zich op een zodanige wijze manifesteert dat dit in strijd is met de goede zeden. Het OM is – ter bescherming van de kwetsbare, jeugdige slachtoffers en potentiële toekomstige slachtoffers – van mening dat in dit concrete geval vrijheid van vereniging minder zwaar weegt en ingeperkt dient te worden. Het behoort tot de civiele taken van het OM om een verbod van een vereniging te verzoeken, indien die vereniging activiteiten verricht in strijd met de openbare orde en goede zeden.” Merkwaardig blijft dat er door het OM (nog) geen strafrechtelijke vervolging tegen de vereniging en haar bestuurders is ingesteld vanwege ten minste schennis van de eerbaarheid, door het plaatsen van naaktfoto’s en aanstootgevende afbeeldingen op het internet. Hopelijk gebeurt dat alsnog en neemt het OM ook in die zin haar maatschappelijke verantwoordelijkheid. Anders dient minister Opstelten op dit punt een aanwijzingsbesluit te nemen, aldus Yme Drost. Drost drong, na ontvangst van de negatieve beschikking van het hof, daar al schriftelijk bij de minister op aan. Dat de foto’s en afbeeldingen, evenals de kinderpornografische verhalen, onlangs door Martijn van het internet zijn verwijderd, zou daaraan niet af mogen doen. De gestelde overtredingen van de strafwet hebben immers plaatsgevonden. Daarmee wordt dan door de strafrechter ook een duidelijke streep getrokken in de zin van “tot hier en niet verder.” Hopelijk worden daarmee ook onwenselijke volksoplopen en het ingooien van ramen van bestuurders van Martijn voorkomen en keert de rust weer. Dinsdag debatteert de Tweede Kamer over de kwestie Martijn. In een poging het opkomende tij te keren, hebben pedobestuurders de maatschappij willen doen geloven, dat de acties van bezorgde burgers zich richtten tegen pedofielen en verenigingen van pedofielen in het algemeen. In zekere zin hebben zij die acties echter over zichzelf afgeroepen. De vrijheid van meningsuiting en vereniging is een groot goed in Nederland. Als pedofielen en verenigingen van pedofielen in de Nederlandse samenleving zich houden aan de geldende wetten, genieten zij dan ook terecht bescherming van deze vrijheden. De vereniging Martijn heeft dat recht verspeeld. © Drost Letselschade
OM stapt naar rechter om verbod van vereniging Martijn
24-11-2011
Het OM gaat de rechter vragen de vereniging Martijn verboden te verklaren en te ontbinden. Het OM heeft de afgelopen maanden een uitgebreid feitenonderzoek naar de pedofielenvereniging verricht. Op basis daarvan en op basis van diepgaand juridisch onderzoek is het OM tot de conclusie gekomen dat Martijn zich op een zodanige wijze manifesteert dat dit in strijd is met de goede zeden. Het OM is van oordeel dat er een zwaarwichtig publiek belang is bij het beschermen van jongeren en hun ouders tegen de activiteiten van de vereniging Martijn, een vereniging die naar het oordeel van het OM pedofilie en pedoseksualiteit vergoeilijkt en verheerlijkt. Het gaat aan de ene kant om de vrijheid van vereniging en aan de andere kant om de bescherming van het openbare belang. Het OM is – ter bescherming van de kwetsbare, jeugdige slachtoffers en potentiële toekomstige slachtoffers – van mening dat in dit concrete geval vrijheid van vereniging minder zwaar weegt en ingeperkt dient te worden. Het behoort tot de civiele taken van het OM om een verbod van een vereniging te verzoeken indien die vereniging activiteiten verricht in strijd met de openbare orde en goede zeden. Het verzoekschrift zal binnen drie weken worden ingediend bij de rechtbank. Daarin zal het OM uitvoerig gemotiveerd aangeven welke overwegingen aan deze beslissing ten grondslag liggen. Bovenstaande betreft de civielrechtelijke verantwoordelijkheid van het OM. Daarnaast zal het OM net als afgelopen periode ook in de toekomst strafrechtelijk optreden tegen personen die de wet overtreden. Onlangs nog werd de voorzitter van Martijn veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf (waarvan een half jaar voorwaardelijk) voor het bezit van kinderporno. Bron: Openbaar Ministerie
Uitspraak Hof 21-11-2011
21-11-2011
Datum uitspraak:21-11-2011Datum publicatie:21-11-2011Rechtsgebied:StrafSoort procedure:RaadkamerInhoudsindicatie:Hof wijst klacht tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan van de vereniging Martijn en haar bestuurders en/of feitelijk leidinggevenden af. Voor zover de gemachtigde eveneens als klager optreedt wordt hij niet-ontvankelijk verklaard nu hij niet als belanghebbende in de zin van artikel 12 Wetboek van Strafvordering (Sv) kan worden aangemerkt. Ook klagers worden op een aantal onderdelen van hun klacht niet als belanghebbende aangemerkt en niet-ontvankelijk verklaard. Wat klagers in dat opzicht verlangen gaat het kader van artikel 12 Sv te buiten. Of en in welke omvang het recht tot strafvervolging moet worden uitgeoefend staat in zoverre ter beoordeling van het Openbaar Ministerie en de voor dat beleid verantwoordelijke Minister van Veiligheid en Justitie. Vervolging van beklaagden wordt gevraagd ter zake van uitlokking van en/of medeplichtigheid aan het seksueel misbruik van hun dochter door een daarvoor strafrechtelijk vervolgde verdachte. Voor uitlokking in de zin van artikel 47 Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake wanneer beklaagden, door gebruikmaking van een met name genoemd uitlokkingsmiddel, opzettelijk hebben aangezet tot het begaan van het seksueel misdrijf van hun dochter. Om van medeplichtigheid te kunnen spreken zal bewijsbaar moeten zijn dat beklaagden de verdachte van het seksueel misbruik van de dochter van klagers opzettelijk inlichtingen hebben verschaft terwijl zij wisten dan wel bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat hij met de informatie werd geholpen bij het plegen van dit specifieke feit. Het hof komt tot het oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat voor een succesvolle vervolging op deze onderdelen.Vindplaats(en):Rechtspraak.nlUitspraakKlachtnummer 11/0251GERECHTSHOF TE LEEUWARDENBeschikking d.d. 21 november 2011 inzake de klacht van: [klager 1], gemachtigde, [klager 2] en [klager3], allen woonplaats kiezende bij [klager 1], hierna te noemen klagers, ter zake van het uitblijven van een strafvervolging tegen Vereniging Martijn, gevestigd te Hoogeveen, [beklaagde 2], [beklaagde 3], [beklaagde 4] en [beklaagde 5], hierna te noemen beklaagden. Het procesverloop De klacht is bij het hof binnengekomen op 20 juli 2011. Ingevolge de beschikking van dit hof d.d. 21 juli 2011 heeft de advocaat-generaal, onder overlegging van de processtukken, schriftelijk verslag gedaan. Klagers zijn op 28 september 2011 door het hof in raadkamer gehoord. De motivering De inhoud van de klacht 1. De klacht richt zich tegen de beslissing van de officier van justitie, beklaagden niet te vervolgen ter zake van medeplichtigheid aan en/of uitlokking van de door [verdachte] jegens [slachtoffer 1] gepleegde strafbare feiten, medeplichtigheid aan en/of uitlokking van zedenmisdrijven gepleegd door anderen jegens andere minderjarige kinderen, deelneming aan een criminele organisatie en het plaatsen en verspreiden van kinderporno via de website van de vereniging Martijn (verder te noemen Martijn). Het standpunt van de advocaat-generaal 2. De advocaat-generaal is van oordeel, dat klager [klager 1] in zijn beklag niet kan worden ontvangen en dat de klacht van klagers [klager 2] en [klager3], voor zover zij daarin kunnen worden ontvangen, dient te worden afgewezen. Beoordeling 3. In een brief d.d. 7 september 2011 alsmede in raadkamer is door de gemachtigde aangevoerd dat het hof Leeuwarden niet bevoegd is om kennis te nemen van de onderhavige klacht, nu de beslissing tot niet (verdere) vervolging is genomen door de officier van justitie van het functioneel parket. Ingevolge artikel 12, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (Sv) zou om die reden exclusieve bevoegdheid tot kennisneming van de klacht toekomen aan het hof ‘s- Gravenhage. 4. Dit verweer wordt verworpen. Zoals door officier van justitie H. van der Meijden in zijn schrijven d.d. 3 augustus 2011 uiteengezet, is er onder leiding van het openbaar ministerie te Rotterdam – alwaar het landelijk expertisecentrum kinderpornografie is ondergebracht – in verband met bestaande verdenkingen oriënterend onderzoek verricht naar mogelijkheden om de vereniging Martijn en/of haar (voormalige) bestuursleden te vervolgen. Bij dit oriënterend onderzoek is de aangifte van klagers betrokken. Om praktische redenen is de sepotbrief vanuit het parket Rotterdam verzonden en door mr. Van der Meijden ondertekend, echter in de hoedanigheid van plaatsvervangend officier van justitie te Zwolle. Om die reden moet het hof Leeuwarden bevoegd worden geacht tot kennisneming van de klacht. 5. Met betrekking tot de vraag of klagers – zoals tussen hen en de advocaat-generaal in geschil is – in de verschillende onderdelen van hun klacht kunnen worden ontvangen, stelt het hof het volgende voorop. Ingevolge artikel 12 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan, voor zover een strafbaar feit niet wordt vervolgd, de vervolging niet wordt voorgezet of vervolging plaatsvindt door het uitvaardigen van een strafbeschikking, de rechtstreeks belanghebbende – voor zover hier van belang – daarover schriftelijk beklag doen. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dient als rechtstreeks belanghebbende slechts te worden aangemerkt degene die door het achterwege blijven van een strafvervolging ter zake van een voldoende bepaald feit getroffen is in een belang dat hem bepaaldelijk aangaat. In zoverre dient te worden onderscheiden van het belang dat iedere Nederlandse ingezetene geacht wordt te hebben bij naleving van de strafwet en de vervolging van strafbare feiten in het algemeen. 6. Klager [klager 1] treedt in deze procedure niet alleen op als gemachtigde van de klagers [klager 2] en [klager3], maar tevens als mede-klager. In raadkamer heeft [klager 1] aangevoerd dat hij tot dit besluit is gekomen omdat hij, mochten [klager 2] en [klager3] om psychische en/of gezondheidsredenen de procedure niet meer kunnen voortzetten, de procedure in dat geval namens hen kan voortzetten. Het hof kan [klager 1] in deze gedachtegang niet volgen. Immers, als gemachtigde kan [klager 1] ook zonder dat hij zelf klager is [klager 2] en [klager3] zolang zij dat wensen vertegenwoordigen. 7. Als klager pro se heeft [klager 1] geen eigen specifiek belang dat te onderscheiden valt van het meer algemene belang dat elke Nederlandse ingezetene ter harte zal gaan, namelijk het belang om kinderen te beschermen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Zoals hiervoor is overwogen is zulks niet voldoende om te kunnen worden aangemerkt als belanghebbende als bedoeld in artikel 12 Sv. 8. Wat betreft [klager 2] en [klager3] dient naar het oordeel van het hof een onderscheid te worden gemaakt tussen het belang dat zij hebben bij vervolging ter zake van mogelijke medeplichtigheid en/of uitlokking van het seksueel misbruik van hun minderjarige dochter [slachtoffer 1] enerzijds, en het belang dat zij hebben bij vervolging van beklaagden ter zake van de overige door hen geformuleerde strafbare feiten anderzijds. 9. De klacht van [klager 2] en [klager3] is onder meer gericht tegen het niet-vervolgen van beklaagden ter zake van medeplichtigheid en/of uitlokking van zedenmisdrijven jegens minderjarigen in zijn algemeenheid, gepleegd door mogelijke anderen dan de verdachte van het seksueel misbruik van [slachtoffer 1], tegen wie reeds vervolging is ingesteld. Zij voeren daartoe aan dat de verklaring die die verdachte heeft afgelegd in de strafzaak ter zake van onder meer het misbruik van hun dochter niet op zichzelf zal staan en dat hij niet de enige zal zijn geweest die tips en adviezen van, althans georganiseerd door Martijn, zal hebben ontvangen. Zij menen dat het Openbaar Ministerie (OM) daarnaar gedegen strafrechtelijk onderzoek had behoren te verrichten. 10. Het hof is van oordeel dat de strafbare feiten waarvan [klager 2] en [klager3] aldus vervolging wensen onvoldoende bepaald zijn om hen in hun klacht op dit punt te kunnen ontvangen. Voor zover zij menen dat er een algemeen en meer omvattend strafrechtelijk onderzoek dient te worden ingesteld tegen Martijn gaat dit het kader van artikel 12 Sv te buiten. Of en in welke omvang het recht tot strafvervolging moet worden uitgeoefend staat in zoverre ter beoordeling van het OM en de voor het beleid van dat orgaan verantwoordelijke minister van Veiligheid en Justitie, die in het kader van de vervolging ook een eigen aanwijzingsbevoegdheid heeft. Op die wijze zijn (beleids)keuzes van het OM vatbaar voor politieke, in het bijzonder parlementaire, controle. Het beklagrecht op grond van artikel 12 Sv is een nauw omlijnde uitzondering op de hoofdregel dat uitsluitend het OM de beslissing toekomt over de vraag of in een concreet geval vervolging van een bepaald strafbaar feit plaats moet vinden. 11. Ook voor zover de klacht zich richt tot het niet-vervolgen van beklaagden ter zake van deelneming aan een criminele organisatie zijn klagers naar het oordeel van het hof niet als belanghebbenden aan te merken en zijn zij niet-ontvankelijk in hun klacht. Artikel 140 Sr is geplaatst in Titel V van boek 2 van dit wetboek, welke titel als opschrift draagt misdrijven tegen de openbare orde. Het beschermd belang is door de plaatsing van het artikel in deze titel de openbare orde, meer in het bijzonder de aantasting hiervan, door als crimineel aan te merken of verboden organisaties. Beslissingen over het al dan niet vervolgen van misdrijven tegen de openbare orde zijn bij uitstek voorbehouden aan het OM. [klager 2] en [klager3] zijn alleen als direct belanghebbenden in de zin van artikel 12 Sv te beschouwen wanneer het gaat om mogelijk door een criminele organisatie jegens hen gepleegde misdrijven, maar niet wanneer het gaat om het niet-vervolgen van een criminele organisatie of deelname daaraan op zich. 12. In het klaagschrift stellen [klager 2] en [klager3] voorts dat beklaagden vervolgd behoren te worden voor het op de website van Martijn plaatsen van als kinderpornografisch aan te merken afbeeldingen. Het gaat dan hoofdzakelijk om covers van het maandblad OK en foto’s en afbeeldingen in het tijdschrift Martijn. Het hof komt niet toe aan beantwoording van de vraag of de betreffende afbeeldingen en/of foto’s als strijdig met de wet moeten worden beschouwd, nu geoordeeld moet worden dat [klager 2] en [klager3] ook in dit onderdeel van de klacht niet kunnen worden ontvangen. Er is geen enkele indicatie dat op de website www.martijn.org foto’s van [slachtoffer 1] staan of hebben gestaan. Dat betekent dat [klager 2] en [klager3] door het achterwege blijven van een strafvervolging met betrekking tot dit delict niet zijn getroffen in een belang dat hen bepaaldelijk aangaat, een en ander zoals hiervoor overwogen. Op verzoek van het OM is door de dienst Internationale Politiesamenwerking van het Korps Landelijke Politiediensten onderzoek ingesteld naar de website van Martijn. De conclusie van dit onderzoek luidde dat het openbare gedeelte van de website geen kinderpornografische afbeeldingen bevatte. Bij gebreke van verdenking van een strafbaar feit is door het OM geen vervolging ingesteld. Klagers menen dat er wel sprake is van een strafbaar feit en dat het OM ook onderzoek had behoren te verrichten naar het gesloten gedeelte van de site. Zoals eerder in deze beschikking al aangegeven is de procedure van artikel 12 Sv niet de weg waarlangs klagers hun doel kunnen bereiken. 13. In het navolgende onderdeel van hun klacht kunnen [klager 2] en [klager3] wel worden ontvangen. Zij klagen over het niet vervolgen van beklaagden wegens uitlokking van en/of medeplichtigheid aan het verkrachten van en ontucht plegen met [slachtoffer 1] door de van die feiten verdachte. Nog los van het feit dat [klager 2] en [klager3] rechtstreeks getroffen zijn door hetgeen hun dochter is aangedaan, zijn zij tevens in hoedanigheid van wettelijk vertegenwoordigers van het slachtoffer ontvankelijk in hun klacht. 14. Om beklaagden ter zake van uitlokking of medeplichtigheid te kunnen vervolgen zal een relatie gelegd moeten worden tussen door beklaagden verstrekte informatie en de concrete door de verdachte gepleegde feiten jegens [slachtoffer 1]. 15. De verdachte heeft in het strafrechtelijk onderzoek naar onder meer het misbruik van de dochter van [klager 2] en [klager3] verklaard dat hij lid is of is geweest van Martijn. In een verhoor in juni 1991 inzake het onderzoek naar de gewelddadige dood van [slachtoffer 2] heeft de verdachte verklaard dat hij op een voorlichtingsavond van de Stichting Martijn over pedofilie informatie heeft gekregen over het wissen van sporen, zoals sperma en bloed. In het requisitoir ter gelegenheid van de behandeling van de strafzaak tegen de verdachte op 6 mei 2010 heeft de officier van justitie onder andere naar voren gebracht dat de verdachte verklaard heeft dat hij van een pedovereniging tips heeft gekregen hoe en op welke wijze hij gevaarloos in contact kon komen met meisjes. Ook beweert de verdachte van Martijn te hebben gehoord dat hij kinderpornografische bestanden nooit digitaal moest versturen omdat dit sporen achterliet. 16. Het hof stelt voorop, dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat de andere beklaagden dan Martijn zelfstandig de feiten hebben uitgelokt of gepleegd. 17. Van uitlokking in de zin van artikel 47 van het Wetboek van Strafrecht (Sr) is sprake wanneer iemand een ander, door gebruikmaking van een met name genoemd uitlokkingsmiddel, opzettelijk aanzet tot het begaan van een strafbaar feit, voor welk feit de uitgelokte zelf kan worden bestraft. Concreet betekent dit dat het hof staat voor de vraag of wettig en overtuigend bewezen kan worden dat de rechtspersoon Martijn en/of de andere beklaagden als opdrachtgevers c.q. feitelijk leidinggevers de verdachte opzettelijk hebben aangezet, door middel van het verstrekken van inlichtingen, om de gestelde strafbare feiten jegens [slachtoffer 1] te plegen. 18. Om van medeplichtigheid van beklaagden aan het door de verdachte gepleegde misdrijf te kunnen spreken, zal bewijsbaar moeten zijn dat beklaagden de verdachte opzettelijk inlichtingen hebben verschaft terwijl zij wisten dan wel bewust de aanmerkelijke kans hebben aanvaard dat de verdachte met de door hen verstrekte informatie werd geholpen bij het plegen van dit specifieke feit, te weten verkrachting van en ontucht met [slachtoffer 1]. 19. Voor zover wordt geklaagd over het niet vervolgen van Martijn ter zake van uitlokking van de feiten stelt het hof vast, dat het requisitoir van de officier van justitie in de zaak tegen de verdachte, waarop klagers zich grotendeels baseren, de in het klaagschrift geciteerde en hierboven onder punt 15. samengevatte passage heeft doen voorafgaan door: “Het lijkt er sterk op dat hij er in de loop van vele jaren alles aan heeft gedaan om in contact te komen met jonge meisjes”, gevolgd door de opsomming van een aantal incidenten. Voorts staat vast dat de door de officier van justitie vermelde “voorlichting van de Stichting Martijn over het wissen(…) van sporen” door de verdachte wordt vermeld in een proces-verbaal dat stamt uit 1991. Reeds op grond van het bovenstaande kan geen sprake zijn van uitlokking door Martijn van de feiten jegens [slachtoffer 1] gepleegd, nu uit een en ander geenszins kan worden afgeleid dat het wilsbesluit van de verdachte daartoe door Martijn is gewekt. 20. Met betrekking tot de eventuele medeplichtigheid geldt, dat de “inlichtingen” waarvan sprake is in het requisitoir van de officier van justitie, zoals boven in punt 15. aangegeven, ongespecificeerd zijn naar tijd en plaats. Uit de aan die opsomming voorafgaande werkwijze van de verdachte volgt echter, dat hij voorafgaand aan het seksuele misbruik van [slachtoffer 1] reeds zijn slachtoffers zocht bij kinderen in zijn buurt, die hij al kende. Daarmee kunnen die inlichtingen geen aantoonbare bijdrage meer hebben geleverd aan de door de verdachte begane grondfeiten. 21. Het hof zal derhalve de klacht, voor zover deze kan worden ontvangen, afwijzen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. De beslissing Het gerechtshof: wijst de klacht, voor zover klagers ontvankelijk verklaard zijn, af. Deze beschikking is gegeven door mrs. P.W.J. Sekeris, A. Dijkstra en J.J. Beswerda, in tegenwoordigheid van mr. E.J. Schwerzel als griffier.
Hof: Politiek moet oordelen over lot pedo-vereniging Martijn
21-11-2011
Het gerechtshof in Leeuwarden heeft vandaag uitspraak gedaan over de vraag in hoeverre het Openbaar Ministerie (OM) terecht tot haar besluit heeft kunnen komen om de pedo-vereniging Martijn en haar bestuursleden niet strafrechtelijk te vervolgen. Het hof is van oordeel dat het OM bepaalt of er strafvervolging plaatsvindt. De voor het beleid van het OM verantwoordelijke minister van Veiligheid en Justitie heeft daarnaast in het kader van de vervolging een eigen aanwijzingsbevoegdheid. Op die wijze zijn naar het oordeel van het gerechtshof (beleids-)keuzes van het Openbaar Ministerie vatbaar voor politieke, in het bijzonder parlementaire, controle. Volgens het hof is het beklagrecht op grond van artikel 12 Sv. een nauw omlijnde uitzondering op de hoofdregel, dat uitsluitend het OM beslist over de vraag of in een concreet geval vervolging van een bepaald strafbaar feit moet plaatsvinden. Klagers zijn naar het oordeel van het hof voor het grootste gedeelte niet als belanghebbenden aan te merken en zijn daarom voor het grootste gedeelte niet-ontvankelijk verklaard in hun klacht. Zo is het gerechtshof van oordeel dat een artikel 12 Sv.-procedure wel de mogelijkheid biedt om te klagen over door een criminele organisatie jegens klagers gepleegde misdrijven, maar dat artikel 12 Sv. geen ruimte biedt te klagen over het niet vervolgen van een criminele organisatie of deelname daaraan op zich. Het hof komt niet toe aan beantwoording van de vraag of de op de site geplaatste afbeeldingen en/of foto’s als strijdig met de wet moeten worden beschouwd. Het hof heeft namelijk geoordeeld dat klagers ook in dit onderdeel van de klacht niet-ontvankelijk zijn. Er is – aldus het hof – geen enkele indicatie dat op de website www.martijn.org foto’s van de dochter van klagers staan of hebben gestaan. Dat betekent naar het oordeel van het hof, dat klagers door het achterwege blijven van een strafvervolging, met betrekking tot dit delict, niet zijn getroffen in het belang dat hen bepaaldelijk aangaat. Ook overweegt het Hof dat door het Korps Landelijke Politie Diensten (KLPD) onderzoek is ingesteld naar de website van Martijn en dat de conclusie van dit onderzoek luidde dat het openbare gedeelte van de website geen kinderpornografische afbeeldingen bevatte. Daarnaast is het hof van mening dat klagers er niet over kunnen klagen dat het OM geen onderzoek heeft gedaan naar het gesloten gedeelte van de site. Wel is het hof van oordeel dat klagers ontvankelijk zijn in hun klacht, voor zover deze betrekking heeft op de uitlokking en/of medeplichtigheid aan het verkrachten van en ontucht plegen met hun dochter. Het hof is van oordeel dat, om beklaagden terzake van uitlokking of medeplichtigheid te kunnen vervolgen, er een relatie gelegd moet worden tussen de door beklaagden verstrekte informatie en de concrete, door de verdachte gepleegde, feiten jegens de dochter van klagers. Daarbij overweegt het hof dat, in een verhoor in juni 1991, de verdachte Geert B., inzake het onderzoek naar de gewelddadige dood van Semiya Metin, heeft gesteld dat hij, op een voorlichtingsavond van de Stichting Martijn over pedofilie, informatie heeft gekregen over het wissen van sporen, zoals sperma en bloed. In het requisitoir ter gelegenheid van de behandeling van de strafzaak tegen Geert B. op 6 mei 2010, heeft de officier van justitie onder andere naar voren gebracht dat Geert B. verklaard heeft, dat hij van een pedo-vereniging tips heeft gekregen over hoe en op welke wijze hij gevaarloos in contact kon komen met meisjes. Ook overweegt het hof dat Geert B. beweerde dat hij van de vereniging Martijn had gehoord dat hij kinderpornografische bestanden nooit digitaal moest versturen, omdat dit sporen achterliet. Het gerechtshof stelt in de beschikking voorop dat het dossier geen enkele aanwijzing bevat dat de andere beklaagden, de (voormalige) bestuursleden van Martijn, zelfstandig de feiten hebben uitgelokt of gepleegd. Nu er ook geen aanwijzingen zijn dat de uitlokking en/of medeplichtigheid zag op de gestelde strafbare feiten jegens de dochter van klagers, kan, aldus het hof, geenszins worden afgeleid dat het wilsbesluit van Geert B. om de dochter van klagers seksueel te misbruiken daartoe door Martijn is gewekt. Uit de werkwijze van Geert B. volgt – aldus het hof – dat hij voorafgaande aan het seksuele misbruik van het dochtertje van klagers reeds zijn slachtoffers zocht bij kinderen in zijn buurt, die hij ook kende. Daarmee zouden, aldus het hof, de inlichtingen van de vereniging Martijn geen aantoonbare bijdrage meer hebben geleverd aan de door Geert B. begane feiten jegens de dochter van klagers. De conclusie van het hof is dan ook dat, voor zover klagers in hun klacht kunnen worden ontvangen, deze moet worden afgewezen wegens gebrek aan wettig en overtuigend bewijs. Marcel en Priscilla, de ouders van het door Geert B. misbruikte meisje, zijn zeer teleurgesteld over de beslissing van het Hof. Zij voelen zich als aangevers bij het OM en als klagers bij het hof, niet serieus genomen in hun strijd tegen de pedovereniging Martijn. “Martijn mag kennelijk gewoon doorgaan met haar walgelijke website waar foto’s van naakte kinderen op staan en waar afschuwelijke pedoseksuele verhalen op zijn te lezen (website www.martijn.org: Martijn nr. 1, pag. 6, 2e kolom, met vervolg in Martijn nr. 2, pag. 8; zie ook Martijn 14, pag. 16 (kleine inleiding, met verhaal op pagina 19 van Martijn nr. 14). Wij mogen er niet over klagen van het hof. Wij hebben geprobeerd andere kinderen en ouders te beschermen tegen datgene wat ons is overkomen. Als wij het niet doen of mogen, wie doet het dan wel? Letselschadespecialist Yme Drost, die Marcel en Priscilla bij staat, noemt de beschikking politiek geladen. “Merkwaardig is dat het hof geen letter wijdt aan het feit dat naar mijn mening de foto’s op de website in ieder geval aanstotelijk voor de eerbaarheid zijn, voorzover de foto’s niet kinderpornografisch zijn. Ook het OM gaat daar tot op heden volledig aan voorbij. Kennelijk ontbreekt de wil. Ik en mijn cliënten hebben er niet om gevraagd om, op zoek naar de activiteiten van Martijn, geconfronteerd te worden met naakte, althans aanstootgevende foto’s op een website van een pedofielenvereniging. De eerbaarheid is daarmee ontegenzeggelijk geschonden. Zowel het hof als het OM kunnen daar mijns inziens niet omheen. Maar als noch het OM, noch het hof inhoudelijk ingaat op dit onderdeel van de klacht, ontbreekt kennelijk de wil.” Drost richt zijn hoop nu volledig op minister Opstelten van Veiligheid en Justitie, die hij vandaag schriftelijk heeft gevraagd om daadwerkelijk gebruik te maken van zijn aanwijzingsbevoegdheid, daar waar het gaat om de strafrechterlijke vervolging van de verenging. Drost vroeg de minister in juni van dit jaar al om van die bevoegdheid voor wat betreft het civielrechtelijk verbieden van de vereniging Martijn gebruik te maken. Drost heeft echter tot op heden nog niets inhoudelijks van de minister mogen vernemen. “Het aangekondigde kamerdebat over de kwestie zal hopelijk een doorbraak opleveren, om deze vereniging in zijn huidige vorm een halt toe te roepen”, aldus Drost. Hengelo, 21 november 2011 Yme P.J. Drost, letselschadespecialist, Drost Letselschade. Lees de uitspraak van het Hof na.
Gerechtshof oordeelt over vervolging pedoclub
18-11-2011
DEN HAAG – Het gerechtshof Leeuwarden doet maandag uitspraak over de klacht tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om niet tot strafrechtelijke vervolging over te gaan van de pedoclub Martijn. Dat heeft het OM donderdag bekendgemaakt. De zaak is aangespannen door letselschadespecialist Yme Drost. Hij heeft in juli middels een zogeheten artikel 12-beklagprocedure aan het hof gevraagd om het OM opdracht te geven de vereniging te vervolgen. Hij doet dit namens de ouders van een 3-jarig kind dat in 2009 seksueel is misbruikt. Drost spande de zaak aan nadat het Landelijk Expertisecentrum Kinderporno, dat onder het OM Rotterdam valt, in juni bekendmaakte geen mogelijkheden te zien voor vervolging van Martijn. In oktober meldde het OM echter toch weer te zoeken naar mogelijkheden om de pedoclub te verbieden. Dat meldde Justitie na de veroordeling van Ad van den Berg, de voorzitter van Martijn, voor het bezit van kinderporno. Het Europese verdrag van Lanzarote maakt het mogelijk dat een organisatie wordt verboden als een leidinggevende hiervoor wordt veroordeeld. De Tweede Kamer wil een debat over de mogelijkheid van een verbod. Meerdere partijen hebben minister Ivo Opstelten (Veiligheid en Justitie) om opheldering gevraagd over de eerdere uitspraken van het OM dat de pedoclub niet vervolgd of verboden kan worden. Bron: Telegraaf
Positie van pedovereniging Martijn na veroordeling voorzitter
19-10-2011
De rechtbank Haarlem heeft op dinsdag 18 oktober 2011 de voorzitter van de pedovereniging Martijn, Ad v.d. B., veroordeeld tot een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vijf jaar, voor het bezit van een grote hoeveelheid kinderpornografie. Op het kinderpornografisch materiaal dat bij Ad v.d. B. werd aangetroffen was hij zelf ook afgebeeld. Het materiaal was jaren geleden in zijn woning vervaardigd. Nu de voorzitter van de pedopartij is veroordeeld vragen velen zich af of dit ook van invloed is op de kans op een strafzaak en/of een verbod van pedovereniging Martijn. De veroordeling staat niet op zichzelf. Meerdere (ex-)bestuurders van Martijn (gesproken wordt over een achttal) zouden in het verleden veroordeeld zijn voor zedendelicten waarbij minderjarigen betrokken waren. In die zin is de huidige veroordeling niet opzienbarend. Het Openbaar Ministerie voelt ongetwijfeld de druk vanuit de samenleving, waarin de heersende opvatting is dat de vereniging strafrechtelijk moet worden vervolgd en vervolgens verboden. Ook de Tweede Kamer en de Raad van Europa volgen zeer kritisch de verrichtingen van het OM in deze kwestie. Minister van Justitie Opstelten heeft de kamer onlangs per brief laten weten dat, ten aanzien van de verbodenverklaring en ontbinding van Martijn geldt dat, verder wordt onderzocht of er binnen het huidige wettelijke kader toch ruimte bestaat om op te treden, alsmede of er sprake is van feiten en omstandigheden die een dergelijk optreden mogelijk maken. De recente veroordeling van de voorzitter is in die zin een opsteker voor dit onderzoek. De civielrechtelijke kant De kans op een succesvol verbod van de vereniging Martijn lijken te zijn gestegen. Vooral het Verdrag van Lanzerote lijkt een zeer belangrijke rol te gaan spelen. In mijn brief van begin juli 2011 wees ik het OM en de Minister van Justitie nadrukkelijk op de bepalingen van dat Verdrag, nadat het OM mij had laten weten dat een verbod niet mogelijk was. Het OM lijkt, afgaande op recente berichtgeving van de NOS, mijn visie nu kennelijk te delen. Artikel 26 van het Verdrag van Lanzerote bepaalt: 1. Elke Partij neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld voor een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit, wanneer dit te zijner voordeel wordt gepleegd door een natuurlijke persoon, individueel handelend of als lid van een orgaan van de rechtspersoon, die binnen die rechtspersoon een leidinggevende functie vervult die gebaseerd is op a. de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen; b. de bevoegdheid om in naam van de rechtspersoon beslissingen te nemen; c. de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen. 2. Afgezien van de reeds in het eerste lid voorziene gevallen, neemt elke Partij de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld, wanneer het gebrek aan toezicht of controle van de zijde van een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid het plegen van een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit ten voordele van genoemde rechtspersoon door een aan diens gezag onderworpen natuurlijke persoon mogelijk heeft gemaakt. 3. Afhankelijk van de rechtsbeginselen van de Partij, kan de aansprakelijkheid van een rechtspersoon strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk zijn. 4. Deze aansprakelijkheid geldt onverminderd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen die het strafbare feit hebben gepleegd. Waarschijnlijk wacht het OM de beschikking van het Hof Leeuwarden af in de door mij, namens cliënten, aanhangig gemaakte klachtprocedure ex. artikel 12 Sv, voordat zij met haar definitieve standpunt naar buiten komt. Die beschikking wordt verwacht in november 2011. Als het gerechtshof een bevel tot vervolging overweegt, zal dat een tussenbeschikking worden, nu de vereniging Martijn en haar bestuursleden door het Hof nog niet in de gelegenheid zijn gesteld op het beklag te worden gehoord. De strafrechtelijke kant In de artikel 12 Sv procedure (klachtprocedure tegen sepotbesluit van het OM om niet strafrechtelijk te vervolgen) bij het gerechtshof te Leeuwarden heb ik bepleit dat de strafrechtelijke kwestie rond de voorzitter geen zelfstandig op zich staand feit is en dat de rol van de vereniging daarin moeilijk los te koppelen is. Immers een voorzitter van een pedovereniging die stelt dat hij kinderpornografisch materiaal onder zich heeft voor “wetenschappelijke doeleinden” kan moeilijk volhouden dat bij dat wetenschappelijk doel de vereniging geen rol speelt. Dat het wetenschappelijk doel zich zou richten op de overvoering van TBS-gestraften met kinderporno is ongeloofwaardig, zoals ook de rechtbank Haarlem in haar strafvonnis overweegt. De reactie van bestuurslid M. Uittenbogaard op de recente veroordeling van haar voorzitter maakt het er voor Martijn allemaal niet beter op. Op de website van de vereniging stelt hij: “De verenging heeft (…) laten weten de veroordeling van voorzitter Ad v. d. B. ‘te belachelijk voor woorden’ te vinden. (…) Hij vindt de veroordeling onterecht omdat ‘het bezit van kinderporno een slachtofferloze misdaad’ is. Dat er bij kinderporno soms of vaak sprake is van misbruik, doet volgens hem niet ter zake. “Het gaat erom of je ernaar kijkt. Er zijn soms ook journalisten die ernaar kijken. Die worden ook niet gestraft.” Met haar publicatie op haar website heeft de vereniging in een officiële reactie laten weten de strafwetgeving, ten aanzien van kinderporno, niet te willen respecteren. De publicatie getuigt van minachting van de in meerdere (internationale) verdragen vastgelegde grondregel dat kinderen in de samenleving de grootst mogelijke bescherming toekomt als het gaat om seksuele uitbuiting en seksueel misbruik. Zonder uitbuiting en misbruik van kinderen kunnen kinderpornografische afbeeldingen niet bestaan. Maar daar denkt de vereniging Martijn anders over. Met de strafrechtelijke veroordeling van haar voorzitter en haar recente reactie op de eigen website ontpopt Martijn zich naar mijn mening meer en meer als criminele organisatie, verliest zij eens te meer haar civielrechtelijk bestaansrecht en brengt zij een strafrechtelijke veroordeling dichterbij. Yme P.J. Drost, Register-Expert personenschade
Gerechtshof behandelt zaak tegen pedovereniging
28-09-2011
Het gerechtshof in Leeuwarden behandelt woensdag 28 september 2011 vanaf 14.00 uur het beklag tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie om de pedovereniging Martijn niet strafrechtelijk te vervolgen. Om die vervolging was gevraagd door de ouders van een 3-jarig meisje dat seksueel misbruikt is. De dader heeft gemeld tips over het wissen van sporen van de vereniging Martijn te hebben ontvangen. De behandeling door het hof vindt plaats in de raadkamer. Dat houdt in dat de zitting niet openbaar is. Het hof stelt tijdens de zitting, waarbij de advocaat-generaal van het hof aanwezig is, letselschadespecialist Yme Drost in de gelegenheid het beklag nader toe te lichten. De beklaagden, de vereniging Martijn en haar bestuurders, zijn door het hof niet opgeroepen. Volgens Yme Drost betekent dat dat het hof het beklag niet direct kan toewijzen: “De wet eist dat het hof de beklaagden eerst in de gelegenheid moet stellen om naar aanleiding van het beklag te worden gehoord, voordat een bevel tot strafvervolging gegeven kan worden.” Drost heeft het hof gevraagd zich onbevoegd te verklaren en de zaak naar een ander gerechtshof door te verwijzen. Drost zal betogen dat het gaat om een beslissing tot niet vervolgen van het landelijk parket in Rotterdam en dat daarom het hof in Den Haag bevoegd is. Volgens het Openbaar Ministerie gaat het om een beslissing van het parket Zwolle en is het hof in Leeuwarden bevoegd. Ook komt, aldus Drost, breed aan de orde of zijn cliënten wel beschouwd kunnen worden als belanghebbende om bij het hof te klagen. Volgens Drost vindt het Openbaar Ministerie dat zijn cliënten niet in alle gevallen over de pedovereniging mogen klagen, omdat zij niet rechtstreeks in hun belang getroffen zouden zijn. Drost vindt het jammer dat deze formele rechtsvragen de aandacht van de inhoud lijken af te leiden. Die inhoud stelt Drost morgen breed aan de orde. Hij geeft aan geen gelegenheid onbenut te laten om te betogen dat het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de vereniging Martijn onvoldoende is geweest. Ook het oordeel dat de vereniging geen strafbare feiten heeft gepleegd, is naar zijn mening onjuist. Drost: “Als ik naar de website kijk, kom ik afbeeldingen van kinderen tegen die ten minste schennis van de eerbaarheid opleveren, als ze al niet kinderpornografisch zijn. Ook een waargebeurd verhaal van een 30-jarige pedoseksueel, die vertelt wat hij met een 13-jarige heeft gedaan, is pure porno. Ongelooflijk dat dat allemaal zomaar kan. Ik hoop het hof morgen van de onjuiste beslissing van het Openbaar Ministerie te overtuigen.”
Verloop zitting bij hof tegen pedovereniging
In een ruim anderhalf uur durende zitting hebben klagers uitgebreid de gelegenheid van het gerechtshof gekregen hun standpunt toe te lichten, dat vereniging Martijn strafrechtelijk moet worden vervolgd. De gemachtigde van klagers, letselschadespecialist Yme Drost, heeft daarbij nadrukkelijk de aandacht van het hof gevraagd voor de afbeeldingen van naakte minderjarige kinderen op de website van Martijn. Ook heeft hij, aan de hand van twee waargebeurde kinderpornoverhalen, toegelicht wat er zoal op de website te lezen valt. Volgens Drost zijn de verhalen te walgelijk voor woorden. Het Openbaar Ministerie was, bij monde van de advocaat-generaal, van oordeel dat er voldoende onderzoek was verricht en dat het beklag moet worden afgewezen. Ook betoogde de advocaat-generaal dat klagers op bepaalde punten niet het recht hebben om te klagen over het besluit tot niet vervolging van het Openbaar Ministerie. De verwachting is dat het hof over ongeveer zes weken uitspraak doet. Meer weten over Pedoclub Martijn? Lees Dossier Pedoclub Martijn. Drost Letselschade is dé specialist op het gebied van letselschade en verleent juridische bijstand aan mensen bij het vaststellen van aansprakelijkheid en het regelen van letselschades.
Strafvonnis biedt kansen tegen pedovereniging
26-08-2011
De rechtbank in Leeuwarden heeft op 25 augustus 2011 een basisschoolleraar veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid. De leraar, die een jaar cel kreeg, maakte onder meer stiekem naaktfoto’s van zijn leerlingen uit groep 5 tijdens het douchen na de gymles. Dat deed hij ook in de kleedruimte van een voetbalvereniging. Het vonnis (LJN: BR5799) biedt nadrukkelijk aanknopingspunten voor een succesvolle artikel 12 Sv procedure tegen pedovereniging Martijn. Volgens de rechtbank heeft de leraar de naaktfoto’s van de kinderen gemaakt zonder hun toestemming. Ook acht de rechtbank aannemelijk dat de kinderen geen toestemming zouden hebben gegeven, als zij van het fotograferen op de hoogte waren geweest. De leraar moet zich daarvan bewust zijn geweest, zegt de rechtbank. Nu de foto’s daarnaast bedoeld waren om seksueel te prikkelen en in strijd zijn met de sociaal ethische norm, zijn de foto’s naar het oordeel van de rechtbank ontuchtig en onder dwang genomen. De leraar wordt daarom veroordeeld voor feitelijke aanranding van de eerbaarheid (artikel 246 Sr). Strafvonnis goed nieuws voor tegenstanders pedovereniging Het openbaar ministerie (OM) in Rotterdam liet mij in juni weten geen mogelijkheden te zien voor strafvervolging van de pedovereniging en haar bestuurders. Het besluit leidde tot maatschappelijke ophef. Het OM nam het besluit naar aanleiding van een door mij in mei 2010 gedane aangifte tegen én een op datzelfde moment ingediende verzoek tot ontbinding en verbodenverklaring van de pedovereniging. Dat deed ik namens de ouders van een seksueel misbruikt meisje van 3 jaar uit Glanerbrug. Tegen het besluit van niet-vervolging door het OM diende ik medio juli beklag in bij het gerechtshof in Leeuwarden op basis van meerdere artikelen uit het Wetboek van Strafrecht. Pedovereniging Martijn heeft diverse naaktfoto’s van kinderen gepubliceerd in haar maandblad Martijn. De maandbladen staan ook op de website van de pedovereniging. Het hoeft geen betoog dat die foto’s, ongeacht of ze als kinderpornografisch zijn te duiden, seksueel prikkelend zijn voor pedofielen en dat de pedovereniging dat ook beoogde. In het beklagschrift wees ik het gerechtshof daarom nadrukkelijk op het bepaalde in artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht. Dit artikel stelt strafbaar het openlijk aanbieden of tentoonstellen van een afbeelding die aanstotelijk voor de eerbaarheid is. Dat gaat dus veel minder ver dan feitelijke aanranding van de eerbaarheid, waar de rechtbank Leeuwarden in haar strafvonnis over oordeelde. De feitelijke aanranding veronderstelt dwang bij het plegen of dulden van ontuchtige handelingen. Wat in strijd is met de eerbaarheid wordt bepaald door de huidige sociaal ethische norm. Met de gemaakte naaktfoto’s was de eerbaarheid door de leraar geschonden, ook al waren die foto’s niet als kinderpornografisch aan te duiden, aldus de rechtbank. De rechtbank Leeuwarden komt dus tot het oordeel dat de foto’s, die de leraar van de kinderen heeft gemaakt, in strijd zijn met de huidige sociaal ethische norm. Dat oordeel volgend leveren de door Martijn gepubliceerde foto’s het bewijs op van aanstotelijk voor de eerbaarheid als delictselement. Het is daarom niet ondenkbeeldig dat het gerechtshof in de beklagprocedure tegen Martijn zal overwegen dat het aannemelijk is (de toetsnorm voor het hof) dat de strafrechter tot een zelfde oordeel komt als het gaat om de door Martijn gepubliceerde naaktfoto’s van kinderen. In hoeverre die foto’s daarnaast ook het veel zwaardere feitelijke aanranding van de eerbaarheid opleveren, moeten we afwachten. Op basis van het strafvonnis van de rechtbank Leeuwarden ga ik dat in ieder geval bepleiten. © Yme Drost, letselschade-expert │ Drost Letselschade │ www.drost.nl
Minister en gerechtshof aan zet in kwestie pedo-vereniging Martijn
08-08-2011
Het Gerechtshof in Leeuwarden behandelt de klacht ex. art. 12 Sv tegen pedoclub Martijn op 28 sept. 2011 ‘s-middag om 14.00 uur. Als regel gebeurt dat in raadkamer. Dat betekent dat de zitting niet openbaar is. De klacht bij het gerechtshof is door de letselschadespecialist Yme Drost ingediend namens de ouders van een in Glanerburg seksueel misbruikt meisje van 3 jaar. Namens de ouders deed Drost in mei 2010 aangifte bij het Openbaar Ministerie (OM) en verzocht hij het OM de vereniging Martijn door de rechter te laten ontbinden en verboden te verklaren. Het OM wees beide verzoeken in juni 2011 af. Om alsnog strafvervolging af te dwingen wendde Drost zich tot het Hof in Leeuwarden. Eerder verzocht hij de Minister van Veiligheid en Justitie om een zogenaamd aanwijzingsbesluit te nemen, waarin het OM alsnog wordt opgedragen bij de rechtbank te vorderen dat de vereniging Martijn wordt ontbonden en verboden verklaard. © Drost Letselschade
Opinion: Freedom of association
05-08-2011
Freedom of association is one of the fringe benefits of a constitutional democracy like ours. There are of course limits: one cannot establish an association that aims to, say, assassinate the Queen, to promote terrorism, or to collect funds for the public hanging of Geert Wilders. Martijn is an association that finds itself in the twilight zone between what is legally permitted and morally acceptable. Martijn is a club that wants to make sexual relationships between adults and children debatable and probably also negotiable. In a way, one could say that Martijn promotes pedophilia, and there are laws against that. There are obviously a lot of people in the Netherlands who consider Martijn and all of its members a bunch of perverts. We do not disagree with them. But recently, Martijn has become the subject of a witch hunt, and that inspired writer Anton Dautzenberg to become a member. Dautzenberg made headlines in March when it appeared that the three interviews with heavy metal musician Ian Fraser “Lemmy” Kilmister TV-station VPRO published in its magazine were pure fantasy. When the truth came out, Dautzenberg explained that he intended to examine the theme reality by drawing attention to it, manipulating it, transposing it, multiplying it and neglecting it. The editor in chief of the VPRO-magazine was not amused, but he forgave the author, saying that his magazine was open for experiments. Now the same Dautzenberg has earned himself a couple of death threats because he dared joining Martijn. Not because he is a pedophile, but because he is convinced that dialogue yields better results than smashing windows and threatening people. If you do not take part in the witch hunt you are suspect and a pervert as well, Dautzenberg muttered after he received the threats. Dautzenberg is critical of Henk Bres, the man behind a petition drive against Martijn. He collected about 68,000 signatures so far. The writer accused Bres of maintaining double standards, given the fact that Bres used to operate a sex club. On his blog Dautzenberg wrote in July: “I hand it to you, to report honestly about your fantasies and wished, wanting to talk about it and be prepared to give account, and then be declared the outcast of our society. A whole army of outraged Dutch is waltzing over them, over our boys and girls of Martijn, led by one of the dumbest people in the Netherlands, working class boy Henk Bres who was made famous by the Vara TV-station.” Dautzenberg is now under threat for voicing his opinion. Mind you, the writer has, to our knowledge, never indicated that he supports the goals of Martijn. He simply says that it is always better to talk than to revert to violence. Dautz has a point there. The public prosecutor’s office finds itself in uncharted territory with Martijn. In June the position was not to prosecute Martijn, because an exploratory investigation indicated that there are no possibilities to prosecute the association. But last month the prosecutor’s office asked attorney Yme Drost, who represents the mother of an abused child, to file a lawsuit against Martijn based on a so-called article-12 procedure. The court has the option to use this procedure to force the prosecutor’s office to prosecute Martijn. A spokesman for the Dutch prosecutor’s office said that there is a lot of unrest about abuse and that it is therefore important to get clarity fast. Even in the Netherlands the term fast is relative: a court in Leeuwarden will deal with the article-12 procedure on September 28. Anton Dautzenberg in the meantime, will have to deal with the fall-out of his provocative Martijn-membership. So far, he has “only” been threatened. That’s bad enough, and we sure wish that things don’t spin out of control. That would be a serious blow to the cherished freedom of opinion. The freedom of association however, may be narrowed down a bit when the court rules on the article-12 procedure in September.
Pédophilie: les Néerlandais veulent interdire un club pédophile
02-08-2011
L’association Martijn est un club pédophile qui existe depuis 1982, qui avait même son propre parti politique. Une pétition a déjà récolté plus de 67.500 signatures. Et un avocat spécialisé vient d’enclencher une action en justice. La fin de la tolérance pour les pédophiles néerlandais ? C’était une exception dans l’histoire européenne : un club pédophile, dont les activités étaient considérées comme légales. Cela ne pouvait se passer qu’aux Pays-Bas où la liberté d’expression est quasi-totale, comme l’a encore démontré le procès de Geert Wilders. L’association Martijn était d’abord un magazine pédophile qui tirait à 500 exemplaires et fondé par trois amis en 1980. La pensée 68 était encore dans tous les esprits et la libération sexuelle était au zénith. En 1982, devant le succès du magazine, les amis décident de créer une association qui ferait la promotion de la pédophilie et contribuerait à la rendre acceptable dans toute la société. L’association Martijn était née. En 2006, l’association lançait un parti politique afin de défendre la pédophilie et d’en annuler l’interdiction aux Pays-Bas: le Parti pour l’Amour du Prochai, la Liberté et la Diversité. N’ayant pas assez d’électeurs, ils ont arrêté d’eux-mêmes en 2010, même s’ils ont encore fait une tentative de retour aux élections de mai 2011. En Belgique, ce type d’association ne suscite pas la même sympathie puisque, comme nous vous l’avions reporté ici, une apparition du président, Ad van den Berg à la télévision flamande avait provoqué le scandale.
Changement d’époque
Aujourd’hui, le vent tourne et les Néerlandais ne veulent plus de cette association. Henk Bress, célèbre habitant de La Haye qui a été successivement chauffeur de taxi, tenancier de sex-club, de hooligan du DAO Den Haag ou de “chômeur professionnel” comme il aime à se présenter, n’en faisait sans doute pas l’adversaire idéal. Mais Henk Bress est aussi chroniqueur radio, éditorialiste dans plusieurs journaux populaires et a participé à des émissions de TV-réalité qui lui ont assuré la cote auprès des ménages néerlandais. Et aujourd’hui, il rassemble plus de 67.500 signatures sur sa pétition Non à l’association pédophile Martijn ! Une action en justice est également en cours. Jusque-là, il était pratiquement impossible pour la justice d’interdire l’association présidée par Ad van den Berg (photo du haut) à cause de la liberté d’expression. Le Ministère public – l’équivalent de notre parquet – avait d’ailleurs publié un message dans ce sens le 18 juin dernier: l’association Martijn ne sera pas poursuivie ! Mais, il vient de faire volte-face car un célèbre avocat spécialiste des lésions corporelles, Yme Drost, vient de démontrer un lien entre l’association et le viol répété d’une petite fille par son père. Celui-ci a déclaré à la police qu’il avait pu violer l’enfant et effacer les traces de son crime grâce à des conseils qu’il avait reçu de l’association. Depuis, il ne se passe pas une semaine sans que des marches ou des actions plus violentes soient entreprises contre l’association ou l’un de ses membres. Le trésorier, Marthijn Uittenboogaard, qui a eu les vitres de sa maison récemment brisées, a demandé la protection spéciale du premier ministre Mark Rutte. Ce dernier l’a envoyé gentiment promener… La fin de la tolérance envers les pédophiles aux Pays-Bas ? Ad van den Berg, le président de Martijn, affirme que non et semble sûr de lui. Les prochaines semaines nous dirons si la Hollande tourne la page. Clint.be
Debate sobre organización pedófila conmueve medios holandeses
19-07-2011
La oficina del Fiscal General de la ciudad holanda de Róterdam pidió a un abogado abrir un proceso jurídico contra la organización Martijn, que aboga por la legalización de la pedofilia. El solicitud viene casi un mes después de que la misma fiscalía rechazó la prohibición de la organización por delitos de pedofilia cometidos por varios de los miembros de Martijn. Según informaciones del canal de televisión RTL, por lo menos cinco presidentes de Martijn fueron condenados durante los últimos años por abuso sexual de menores de edad o posesión de pornografía infantil. Sin embargo, desde el punto de vista de la justicia holandesa, no se puede hacer responsable la organización por acciones de sus miembros. Ahora, un tribunal tiene que decidir si en los Países Bajos una organización de criminales pedófilos es -ante la ley- una organización criminal. Yme Drost, que fue contactado por la fiscalía holandesa para abrir el proceso, se mostró sorprendido por la posición de las autoridades jurídicas. “La Fiscalía General me pide impugnar su propia decisión”, comentó en una entrevista de Radio Nederlands. El caso conmueve los medios holandeses y provocó múltiples protestas de organizaciones de protección de los derechos infantiles que abogan por la inmediata prohibición de la organización pedófila.
Paedophiles ‘pressured’ into committing crimes
19-07-2011
Mr Van den Berg said that society incites crimes like the ones committed by daycare worker Robert Mikelsons (accused of abusing dozens of young children at work) through its hysterical reaction to paedophiles and the threats it makes against them. “They stop thinking rationally because they are constantly facing serious threats.”
Witch hunt
The paedophile association’s chair made his comments from prison. Mr Van den Berg was arrested at the end of March when police found large quantities of child pornography on his computer. Lawyer Yme Drost has lodged a complaint with the Amsterdam court demanding the association be prosecuted. The lawyer is acting on behalf of the parents of a three-year old girl who was sexually abused in 2009. The perpetrator reportedly stated he received tips from Martijn on how to approach children and avoid being detected. Van den Berg argues that attempts to ban his association form part of a witch hunt. “This will not solve the problem. It’s just like the Nazi era.”
Cry for help
The association’s secretary Marthijn Uittenbogaard has emailed Prime Minister Mark Rutte to ask for help because, as he puts it, he is ‘under fire.’ Mr Uittenbogaard and his partner have been facing near continuous harassment in their home town of Hengelo. Last weekend a brick was thrown through one of their windows and on another occasion all their windows were smeared with pink paint. Local residents have held demonstrations outside the couple’s house demanding they leave the neighbourhood. In his mail to the prime minister, Mr Uittenbogaard also wrote: “We have the same right to protection as anybody else. We are taxpayers too.”
Nowhere to hide
Mr Uittenbogaard said moving house “would not make any difference. People everywhere have got Google. And I don’t want to leave the country.” Prospective employers apparently also use the internet to find out who they are dealing with. “I never get a response when I apply for a job, or the vacancy is suddenly cancelled.” The Hengelo police have said they will increase surveillance near Mr Uittenbogaard’s home and Mayor Frank Kerckhaert has called for restraint, urging people not to take the law into their own hands. Self-proclaimed ‘paedo hunters’ have already made it clear they will not leave Mr Uittenbogaard in peace. By RNW News Desk
Nieuwe poging tot verbod pedoclub
16-07-2011
HENGELO – Yme Drost is afgelopen woensdag benaderd door justitie om alsnog een procedure te beginnen die moet leiden tot de strafrechtelijke vervolging van pedoclub Martijn. De letselschadespecialist spreekt van een juridisch uitzonderlijke situatie. „Ik kreeg een telefoontje van de plaatsvervangend hoofdofficier van het arrondissementsparket Rotterdam. Zij vroeg mij of ik een artikel 12-procedure wilde beginnen. Zo ja, dan was haar dringende verzoek dat zo snel mogelijk te doen. Het Openbaar Ministerie vraagt mij eigenlijk om actie te ondernemen tegen een door het OM zelf genomen besluit.” Drost doelt daarmee op de beslissing door justitie in juni om Martijn niet te vervolgen. Met een artikel 12-procedure kan door belanghebbenden alsnog vervolging worden afgedwongen.
Geert B.
Drost, die in mei 2010 zijn aanval tegen Martijn begon omdat de vereniging Geert B. behulpzaam zou zijn geweest bij het wissen van sporen van seksueel misbruik van een dochtertje van zijn cliënten, besloot begin deze maand minister Opstelten aan te schrijven. De bewindsman zou het OM moeten dwingen tot een civiele procedure met als doel een verzoek om ontbinding en verbod van de Vereniging Martijn. Opstelten heeft nog niet gereageerd.
Justitie ontkent aansporing
Justitie in Rotterdam ontkent Drost te hebben aangespoord tot de artikel 12-procedure, die de letselschadespecialist komende maandag in gang zal zetten. „We hebben hem alleen gezegd, dat als hij een artikel 12 begint, wij wel aan een snelle procedure bij het Gerechtshof willen meewerken. We blijven achter ons besluit staan de vereniging niet te vervolgen.” Marthijn Uittenbogaard, het in Hengelo woonachtige bestuurslid van Martijn, was niet op de hoogte van de laatste ontwikkeling. „Dit lijkt op een hetze”, zegt hij.
Zaterdag in De Twentsche Courant Tubantia: OM vraagt Drost om actie
Kan een vereniging worden vervolgd naar aanleiding van misstappen van een enkel individu? Drost meent dat het verdrag van Lanzarote – dat voorziet in preventieve maatregelen ter voorkoming van zedendelicten jegens minderjarigen – het handvat vormt om Martijn juridisch aan te pakken. Nederland heeft zich verbonden aan dit verdrag. Maar wat houdt het in? Het verdrag heet eigenlijk ‘Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik’. Op de pagina van het ministerie van Buitenlandse Zaken leest u meer over dit verdrag. Bron : TCTubantia.
Opnieuw aangifte tegen Mart(h)ijn
13-07-2011
Na de aangifte in mei 2010, heeft Yme Drost vorige week wederom aangifte gedaan tegen de pedo-vereniging Martijn en haar bestuurder Marthijn Uittenbogaard. Drost deed de aangifte mede namens de ouders van een op 3-jarige leeftijd door haar buurman seksueel misbruikt meisje. Drost, die het Openbaar Ministerie in Rotterdam per brief heeft gevraagd omgaand strafrechtelijk in te grijpen, wil niet zeggen van welke specifieke strafbare feiten hij aangifte heeft gedaan. Hij acht dat niet in het belang van het mogelijke opsporingsonderzoek.
Minister Opstelten moet ingrijpen!
01-07-2011
Letselschadespecialist Yme Drost heeft op vrijdag 1 juli 2011 minister Ivo Opstelten van Veiligheid en Justitie in een brief gevraagd om van zijn in de wet neergelegde bevoegdheid gebruik te maken en het Openbaar Ministerie, in een aanwijzingsbesluit, op te dragen een vordering tot verbod en ontbinding van de pedofielenvereniging Martijn bij de rechtbank in te dienen. Drost deed dat op verzoek van de ouders van een tot haar derde levensjaar in Glanerbrug misbruikt meisje. Volgens Drost handelde het openbaar ministerie in strijd met (internationale) (kind-) verdragen toen het een eerder verzoek daartoe naast zich neerlegde. Yme Drost is van oordeel dat met name het Verdrag van Lanzarote, dat onder meer de bescherming van kinderen tegen seksueel misbruik ten doel heeft, Nederland verplicht ‘preventief’ tegen de vereniging Martijn op te treden. Desnoods gaat Drost naar de Europese Commissie om Nederland tot ingrijpen te dwingen.
Voorzitter pedoclub Martijn opgepakt’
29-03-2011
De 67-jarige Haarlemmer die dinsdag is aangehouden voor het bezit van grote hoeveelheden kinderporno, is vrijwel zeker voorzitter Ad van den Berg van pedofielenvereniging Martijn. De vereniging meldt de arrestatie dinsdag op zijn website. “Ik weet het bijna 100 procent zeker. Ad is altijd bereikbaar, maar nu niet”, aldus Marthijn Uittenbogaard, penningmeester van de vereniging. De politie wil de naam niet bevestigen. De politie deed al in oktober 2010 huiszoeking bij Van den Berg. Politiemensen namen toen een grote hoeveelheid films en fotomateriaal in beslag. Zedenrechercheurs hebben dat materiaal de afgelopen maanden onderzocht. Daaruit kwam naar voren dat de Haarlemmer in bezit was van veel kinderporno. De politie kwam de man op het spoor na onderzoek via downloadgegevens op internet. Toen de man dinsdagmorgen werd aangehouden, heeft de politie nog meer computers en informatiedragers in beslag genomen. Rechercheurs onderzoeken dit materiaal. Naar aanleiding van de huiszoeking publiceerde Van den Berg in december op de website van Martijn een persbericht waarin hij aankondigt in geval van een arrestatie onmiddellijk in hongerstaking te gaan en zijn insuline-injecties te weigeren. “Totdat ik word vrijgelaten of tot de dood erop volgt”, zo stelt hij. Van den Berg vindt dat het hem “onmogelijk wordt gemaakt om onderzoek te doen” en dat hij recht heeft op privacy. De vereniging heeft het bericht dinsdag opnieuw gepubliceerd. De man zit vast. Hij wordt vrijdag voorgeleid aan de rechter-commissaris. Volgens de politie is niets bekend van een verband met de omvangrijke Amsterdamse kinderpornozaak. Bron: De Limburger
Verbod op pedoclub vergt verder onderzoek
21-12-2010
AMSTERDAM – Het Openbaar Ministerie in Zwolle waagt zich niet meer aan een eventueel verbod van de pedoclub Martijn. Het onderzoek wordt overgedragen aan Rotterdam. Door de grote kinderpornozaak in Amsterdam, waarin ook de vereniging Martijn opduikt, vindt het OM in Zwolle dat het ‘onderzoek in veel groter verband uitgevoerd moet worden’. In Rotterdam zit daarvoor het expertisecentrum, aldus de Zwolse OM-woordvoerder. Letselschade-expert Yme Drost uit Hengelo had in mei het OM in Zwolle gevraagd Martijn te verbieden, omdat het in zijn ogen een criminele organisatie is. Gisteren zou het OM haar besluit daarover bekendmaken. De OM-woordvoerder wil nu niet meer zeggen wat Justitie van plan was geweest. ”Dat doet er niet toe. We zijn ingehaald door de actualiteit.” Drost staat de ouders bij van een driejarig kind uit Glanerbrug, dat slachtoffer is van de veroordeelde pedofiel Geert B. Deze B. verklaarde dat Martijn hem adviezen had gegeven hoe hij sporen kon uitwissen. Hij verzamelde daarna meer omstreden teksten en foto’s van de Martijnwebsite. Dat leidde tot de aangifte van Drost. De afgelopen dagen werd bekend dat Martijn ook adverteerde op de website van Robert M. en Richard van O., de verdachten in de grote zedenzaak bij kinderdagverblijf ’t Hofnarretje in Amsterdam. Ook bleek Richard lang lid te zijn geweest van de vereniging. Bovendien is nu op de computer van de voorzitter van Martijn kinderporno gevonden. Drost zegt in een reactie ‘ingenomen te zijn’ met het onderzoek in Rotterdam. ”Je ziet dat het verbieden van een organisatie juridisch moeilijk ligt. Als Martijn nu veel breder wordt onderzocht dan in Zwolle, dan is dat alleen maar goed. Hoe meer naar boven komt, hoe groter de kans dat het een verboden vereniging wordt.” (GPD) Bron: Parool.nl
Yme Drost: Pedoclub moet nu helemaal vervolgd
15-12-2010
ENSCHEDE – De pedofielenvereniging Martijn adverteerde actief op de website van Robert M. en Richard van O., de verdachten in de zedenzaak van Amsterdam. Ook was Richard lang lid van de pedoclub. Dat blijkt uit een reportage van EenVandaag.In reactie hierop zegt letselschadejurist Yme Drost uit Hengelo dat dit de aangifte ondersteunt die hij een half jaar geleden tegen Martijn deed. Drost staat de ouders bij van een driejarig slachtoffertje uit Glanerbrug bij van pedofiel, verzamelaar van kinderporno en voor doodslag veroordeelde Geert B. Drost: “Dit ondersteunt wat wij aan het Openbaar Ministerie beweerden: Namelijk dat Martijn een criminele organisatie is gericht op het misbruik van kinderen, die daarom moet worden verboden”. Woordvoerster T. Zwart van het OM en Zwolle dat zich over de aangifte heeft gebogen, wil niet vertellen wat het OM ermee doet. Ze legt uit dat het onderzoek ingewikkeld is. Er moest onder meer worden nagelopen hoe in het verleden met Martijn is omgegaan en wat de situatie nu anders maakt. Volgende week maandag heeft het OM een gesprek met Drost. Het zou dan bekend willen maken of het Martijn al dan niet vervolgt. Bron: Tubantia
Aangifte Drost tegen vereniging Martijn
26-05-2010
Letselschade-expert Yme Drost heeft bij het Openbaar Ministerie in Zwolle aangifte gedaan tegen de vereniging Martijn en haar bestuursleden. Drost beschuldigt de vereniging van medeplichtigheid aan en uitlokking van de verkrachting van een peuter uit Glanerbrug door Geert B. Daarnaast verzocht Drost het Openbaar Ministerie om de vereniging Martijn te verbieden en te laten ontbinden. Deze 49-jarige Enschedeeër zou zich hebben laten voorlichten door Martijn over het benaderen van kleine kinderen en het uitwissen van sporen. De aangifte is mede gedaan namens de ouders van de 3-jarige peuter. Geert B. is vorige week veroordeeld tot twaalf jaar gevangenisstraf en tbs met dwangverpleging. De rechtbank in Zwolle achtte bewezen dat hij in 1991 in Deventer de 8-jarige Semiha Metin van het leven heeft beroofd. Behalve voor doodslag is B. ook veroordeeld voor ontucht met twee minderjarige meisjes en het bezitten en vervaardigen van kinderporno. Tijdens de behandeling van de strafzaak, waar Drost een schadevergoeding voor het 3-jarige slachtoffertje bepleitte, meldde de officier van justitie dat Geert B. tips kreeg van de vereniging Martijn. Het was de directe reden voor Yme Drost om actie tegen de vereniging te ondernemen. Drost: “Een dergelijk vereniging die tips aan pedofielen geeft zet aan tot strafbare feiten, handelt in strijd met de openbare orde en heeft geen bestaansrecht meer in onze maatschappij.” Op 17 mei 2005 (ECLI:NL:RBALM:2005:AT5847) veroordeelde de rechtbank Almelo een verdachte wegens bezit van en handel in kinderporno op basis van een groot aantal afbeeldingen waaronder een foto van een naakte jongen met de rug tegen een glad oppervlak, het geslachtsdeel duidelijk in beeld gebracht in. De foto stond afgebeeld in het “OK magazine” nr. 57, een uitgave van de vereniging Martijn. In een uitzending Knevel Van den Brink op 26-5-2010 bepleitte Yme Drost ook een verbod op Pedoclub Martijn.