Column van de maand – mei 2021
Maandelijks schrijft één van de letselschade-experts van Drost Letselschade een persoonlijke column over zaken en ervaringen rond de letselschadepraktijk. Deze maand een bijdrage van Kelly Peters, Expert Personenschade, getiteld: “Smartengeld: meer dan ‘een doekje voor het bloeden’”.
Smartengeld: meer dan ‘een doekje voor het bloeden’
De meeste Nederlanders zijn bekend met de torenhoge smartengeldvergoedingen die in Amerika worden uitgekeerd. Het beruchte voorbeeld over de 79-jarige mevrouw Liebeck spreekt boekdelen. Mevrouw Liebeck kocht een bekertje koffie bij de McDrive. Bij het toevoegen van melk en suiker klemde zij het bekertje tussen haar benen en morste koffie over haar benen. Als gevolg hiervan liep mevrouw Liebeck ernstige brandwonden op. In deze zaak werd door de rechter een smartengeldvergoeding van € 450.000,- toegekend.
Smartengeld is een vergoeding voor slachtoffers ter compensatie van leed, pijn en gederfde levensvreugd. Het slachtoffer dient zo veel mogelijk in de positie te worden gebracht waarin deze zou verkeren zonder de schadeveroorzakende gebeurtenis. De hoogte van het smartengeld is afhankelijk van verschillende factoren. Hierbij kunt u denken aan de aard, ernst en duur van het letsel, geleden pijn, de invloed van het letsel op werk, studie, relaties en vrijetijdbesteding en de leeftijd van het slachtoffer.
Smartengeldvergoedingen in Nederland
Smartengeldvergoedingen in Nederland zijn beduidend minder gunstig dan in Amerika. In Nederland is de hoogte van het smartengeld al lange tijd onderwerp van discussie. In de praktijk bestaat over het algemeen de overtuiging dat de smartengeldvergoedingen omhoog moeten. Slachtoffers worden vaak teleurgesteld bij het horen van het bedrag dat hen toekomt en menen dat het bedrag geen erkenning geeft, noch compensatie biedt voor hun leed.
Het uitblijven van een stijging in de smartengeldvergoedingen wordt veroorzaakt door de wijze waarop de Hoge Raad heeft bepaald dat deze vergoedingen moeten worden berekend. In Nederland dienen rechters bij het vaststellen van de hoogte van het smartengeld naar de bedragen te kijken die Nederlandse rechters in soortgelijke gevallen hebben toegekend. Het is toegestaan dat rechters kijken naar ontwikkelingen in het buitenland, maar dit mag niet doorslaggevend zijn. Door uit te gaan van het verleden, wordt derhalve niet snel voor een ommekeer gezorgd en blijft ontwikkeling uit.
Desalniettemin horen wij steeds meer geluiden die stemmen vóór ontwikkeling in de hoogte van de huidige smartengeldvergoedingen. Er zijn verschillende rechters die uitdrukkelijk in hun uitspraak hebben benoemd het smartengeldbedrag naar boven aan te passen, afwijkend van de geldende richtlijnen. Hiermee wordt gepoogd gehoor te geven aan de onvrede vanuit de publieke opinie. De vraag blijft echter of dit voldoende gaat zijn om het daadwerkelijke doel van smartengeld te bereiken en slachtoffers meer te bieden dan ‘een doekje voor het bloeden’.