Vanwege de toegenomen verkeersdrukte neemt ook het aantal verkeersongevallen weer toe. Ook de weersomstandigheden in deze periode spelen daarbij een rol. Bijna dagelijks zijn er daardoor meerdere kop-staartbotsingen en kettingbotsingen (een kop-staartbotsing waarbij tenminste drie voertuigen zijn betrokken). Behalve meer materiële schade betekent dat ook een toename van letselschade, van pijn aan hoofd, nek of rug tot whiplash of dwarslaesie. De kop-staartbotsing is een van de meest voorkomende vormen van een auto-ongeluk.
Oorzaken
Een kop-staartbotsing is vaak het gevolg van een onoplettendheid of het onvoldoende afstand houden van de voorligger. Onoplettendheid door het gebruik van mobiele telefoons of concentratieverlies door vermoeidheid kunnen zorgen voor een vertraagde reactie met ene kop-staartbotsing of een kettingbotsing tot gevolg. Dit constateerde de SWOV al in een factsheet van 2012! Kettingbotsingen ontstaan vaan in een file of bij plotselinge filevorming. Ook bij stoplichten wanneer het groene licht op rood springt komen nogal eens aanrijdingen van achteren voor. En bij gladde wegen door sneeuwval of regen is de kans op een kettingbotsing aanwezig. Een derde aspect heeft te maken met de emoties van de verkeersdeelnemers. Het is een feit dat boosheid, verkeersagressie en riskant rijgedrag (‘hufterig’ verkeersgedrag) vaak een rol spelen bij het ontstaan van een kop-staartbotsing of kettingbotsing.
Aansprakelijkheid
Een automobilist met altijd voldoende afstand houden van zijn voorligger om een kop-staartbotsing te voorkomen (de 2-secondenregel!). In de meeste gevallen is de autobestuurder die achterop zijn voorganger botst aansprakelijk voor de schade, al zijn er wel uitzonderingen op die regel. Het Reglement van Verkeersregels en Verkeerstekens schrijft in Artikel 19, dat de bestuurder in staat moet zijn om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is. Kortom; de achterste bestuurder die op de auto voor hem botst, is aansprakelijk tenzij hij kan bewijzen dat hij wel voldoende afstand hield en dat zijn voorligger gevaar of hinder op de weg veroorzaakte. De achterste bestuurder is meestal niet aansprakelijk bij de volgende situaties:
- De achterste auto werd afgesneden door zijn voorligger
- De voorste auto remde plotseling zonder directe aanleiding
- De voorste auto remde plotseling voor een overstekend klein dier
- De voorste auto remde plotseling voor een oranje verkeerslicht
- Er is sprake van een kettingbotsing met meerdere auto’s
De situatie die voorafging aan de kop-staartbotsing is dus van cruciaal belang. Deze bepaalt namelijk of de achterste auto inderdaad schuldig is aan de aanrijding. Er komen ook situaties voor waarbij sprake is van gedeelde aansprakelijkheid, omdat beide bestuurders voor een deel schuld hebben aan de botsing. Bij een kettingbotsing is de achterste automobilist die op zijn voorganger botst, ook aansprakelijk. Maar wordt een auto van achteren aangereden, terwijl hij zelf wel op tijd stilstond, en botst hij daardoor alsnog op zijn voorganger, dan heeft hij in principe geen schuld. De schade kan dan wel door zijn verzekering worden uitgekeerd (zonder dat dat gevolgen heeft voor het aantal schadevrije jaren). Een kettingbotsing wordt door de schadeverzekeringsmaatschappijen in de meeste gevallen gezien als een aantal afzonderlijke kop-staartbotsingen. Daarbij betaalt dan elke automobilist de schade van zijn voorganger. Veel verzekeraars hebben onderling daarover een OVS-regeling getroffen: een Overeenkomst Vereenvoudigde Schaderegeling. Maar in het algemeen blijft gelden dat de voorste auto de auto die hem van achteren aanreed aansprakelijk stelt.
Letselschade
Wanneer een auto van achteren is aangereden zal de bestuurder de veroorzaker van die botsing aansprakelijk stellen voor de materiële schade aan zijn voertuig en eventueel ook voor de letselschade die hij en mogelijk mede-inzittenden hebben opgelopen. Maar ook hierbij geldt de stelregel ‘wie eist, bewijst’. Degene die van achteren is aangereden, zal dus in principe moeten kunnen bewijzen dat zijn achterligger onvoldoende afstand heeft gehouden of zijn auto niet tijdig tot stilstand heeft kunnen brengen. Het is in beider beland, zowel van de voorligger als de achterligger) om na het ongeval zoveel mogelijk bewijs te verzamelen.
- Dat kan door foto’s te maken van de schade en de plek van het ongeval
- Door het noteren van namen en adressen van getuigen. Ook de verklaringen van mede-inzittenden tellen daarbij mee
- En door het volledig invullen van een (elektronisch) schadeformulier, dat door beide bestuurders is ondertekend
Ook is het raadzaam om de eigen verzekerings maatschappij zo spoedig mogelijk op de hoogte te stellen van het ongeval met (letsel-) schade, ook al is de reikwijdte daarvan nog niet vastgesteld.
Bij een kettingbotsing ligt het verhalen van de letselschade soms ingewikkelder dan bij een kop-staartbotsing. Het is daarom zinvol om als slachtoffer bij het claimen van letselschade juridische hulp te zoeken bij een letselschadebureau. Met name het verhalen van whiplash-achtige klachten is vaak een langdurige kwestie. Het inschakelen van een letselschade-expert als belangenbehartiger is dan onontbeerlijk. Vooral als er discussie is over de schuldvraag en de aansprakelijkheid. Vandaar ons advies: bent u betrokken geweest bij een klop-staartbotsing of kettingbotsing en hebt u bij dat ongeval letselschade opgelopen? Informeer dan zo spoedig mogelijk bij een letselschadebureau of en hoe u geholpen kunt worden bij het regelen van uw letselschade.
Neem daarvoor gerust vrijblijvend en kosteloos contact op met Drost Letselschade BV door te bellen naar 0800 – 2490300, door te e-mailen naar [email protected] of door het invullen van het contactformulier op deze website.