Op 24 augustus 2016 informeerde minister Hennis-Plasschaert van Defensie de Tweede Kamer per brief over de stand van zaken van de schadeclaims van Dutchbat-veteranen die in behandeling zijn bij Defensie. Ze had dit de Kamer toegezegd tijdens het notaoverleg Veteranen op 20 juni 2016. Hier volgt de inhoud van haar schrijven.
Op 14 december 2015 heeft de Centrale Raad van Beroep (CRvB) Defensie aansprakelijk gehouden voor de schade van een militair die uitgezonden is geweest naar Libanon. In maart 2013 deed de CRvB al een vergelijkbare uitspraak ten aanzien van een Dutchbat III-veteraan. Naar aanleiding van de uitspraak op 14 december is Defensie in gesprek gegaan met de Libanonveteraan om de hoogte van de schade vast te stellen. Inmiddels is daarover overeenstemming bereikt. Voorts wordt eind deze maand het Draaginsigne Gewonden aan de veteraan in kwestie uitgereikt.
Naast de afwikkeling van de letselschadeprocedure van de Libanonveteraan, is Defensie in overleg getreden met de belangenbehartigers van andere veteranen over reeds ingediende claims die mogelijk overeenkomsten vertonen met de genoemde zaken. Claims die bij de rechter lagen zijn met voorrang in behandeling genomen. Tegelijkertijd heeft Defensie onderzocht wat de gevolgen zijn van de uitspraak voor de afhandeling van de schadeclaims en welke maatregelen Defensie moet treffen.
In zaken die vergelijkbaar zijn met de genoemde zaken waarin de CRvB uitspraak deed, waarin Defensie niet meer kan aantonen aan de zorgplicht te hebben voldaan, zal Defensie op basis van aansprakelijkheid de (rest)schade van de betrokken veteraan vergoeden. Deze (rest)schade zal op individuele basis worden afgewikkeld.
Defensie poogt in redelijkheid tot een snelle en volledige afwikkeling van de claims te komen. Hiermee wordt ook gehandeld volgens de motie Teeven/Eijsink die op 1 juli 2015 is aangenomen, en waarin het kabinet wordt aangespoord claims sneller af te handelen. De afwikkeling van een claim is echter een complex proces dat ook bij een voortvarende aanpak de nodige tijd in beslag zal nemen.
Het gaat om claims van (ex-)militairen die als gevolg van hun uitzending posttraumatische stress (PTSS) hebben opgelopen en waarbij het verband tussen de aandoening en de dienst is vastgesteld. Deze veteranen ontvangen nu een Militair Invaliditeitspensioen en meerdere voorzieningen, maar geven niettemin aan dat er sprake is van (rest)schade. Veteranen waarbij het verband tussen de aandoening en de dienst nog niet is vastgesteld, dienen zich volgens bestaande procedures aan te melden bij het Veteranenloket. Er zijn nu 474 veteranen die Defensie aansprakelijk hebben gesteld wegens PTSS naar aanleiding van een uitzending.
Om in de individuele letselschadeclaims te beoordelen of er naast de rechtspositionele aanspraken sprake is van restschade, zal de schade aan de hand van civielrechtelijke normen worden begroot. Er wordt daarbij rekening gehouden met uitkeringen die de veteraan in kwestie al ontvangt. Defensie wil met de afwikkeling van de claim over de restschade tegelijkertijd met de veteraan tot sluiting komen van alle juridische procedures die deze veteraan heeft lopen, eventuele lopende procedures bij het ABP incluis. Defensie heeft extra capaciteit en budget vrijgemaakt voor de juridische afwikkeling van de zaken.
De volledige brief vindt u hier.