Afgelopen zaterdag heeft hoogleraar toxicologie aan de Katholieke Universiteit Leuven, Jan Tytgat, in het programma EenVandaag uitspraken gedaan over het schoonmaakmiddel PX-10. Het middel werd bij Defensie jarenlang gebruikt voor het reinigen van wapens. Volgens Tytgat is er belang bij een nieuw onafhankelijk onderzoek naar het gebruik van PX-10. Dit onderzoek moet uitwijzen of het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) destijds de juiste conclusies heeft getrokken en of er gerekend is met de juiste variabelen.
Hennis informeerde Tweede Kamer verkeerd
Vorig jaar oktober informeerde minister Hennis van Defensie de Tweede Kamer over het dossier betreffende het kankerverwekkende reinigingsmiddel PX-10. Zij beweerde toen dat Defensie vanaf 1981 beschermende maatregelen heeft getroffen. Echter, uit een nieuw opgedoken document uit 1986, is gebleken dat Defensie geen maatregelen heeft genomen. Het onderzoek in1986 was uitgevoerd door het bedrijfsveiligheidscentrum van Defensie aan boord van 20 schepen, waar gewerkt werd met PX-10. Er bleken geen handschoenen of beschermbrillen aanwezig te zijn, er was geen arbeidshygiëne tijdens het werk, geen voorschoten en er ontbrak een chemiekaart.
Onderzoek 2011
Vorig jaar heeft het onderzoeksprogamma Dossier EenVandaag een uitzending gewijd aan de manier waarop Defensie omgaat met het dossier over PX-10. Kritiek werd geuit op het rapport van het RIVM uit 2011. Naar aanleiding van dit onderzoek zijn toentertijd alle claims van militairen, die stelden ziek zijn te geworden door het onbeschermde werken met PX-10, afgewezen en wees Defensie in 2011 alle verantwoordelijkheid van de hand.
Kritiek op onderzoek RIVM
In EenVandaag kwamen, naast Tytgat, ook de wetenschappers prof. dr. Gert van der Laan (oprichter van het Nederlands Centrum voor Beroepsziektes) en toxicoloog dr. Pieter van Broekhuizen (IVAM, Universiteit van Amsterdam) aan het woord.
Het eerste kritiekpunt van deze wetenschappers is, dat het RIVM destijds het onderzoek beperkte tot de Marine, terwijl PX-10 in de periode van 1950-1996 bij alle krijgsmachtonderdelen werd gebruikt. Tussen 1950 en 1996 werkten er ruim 1,7 miljoen militairen bij Defensie, waarvan vrijwel iedereen met PX-10 werkte om bijvoorbeeld zijn/haar persoonlijke wapen te reinigen. Van deze 1,7 miljoen sprak het RIVM slechts met 23 ex-mariniers.
Het volgende kritiekpunt is dat de exacte samenstelling van PX-10 tot op heden niet bekend is. Erkend is door Defensie dat het middel benzeen, tolueen en xyleen bevat. Echter, de concentraties zijn niet bekend gemaakt. Het RIVM gaat in haar onderzoek uit van heel weinig, slechts 0,1%. Het lastige is, dat het middel PX-10 nergens meer te vinden is. Ondanks dat er geen duidelijkheid is over hoeveel benzeen er in PX-10 heeft gezeten, trekt het RIVM, volgens de wetenschappers op basis van aannames, wel harde conclusies over de blootstelling en gevolgen ervan.
Het laatste kritiekpunt van de wetenschappers richting het RIVM-onderzoek gaat over het onderzoeken op groepsniveau. Er is te weinig gekeken naar de individuele werknemer.
Vervolg
In een reactie wijst het RIVM de kritiek van de wetenschappers van de hand. Erik Lebret van het RIVM zegt dat er geen andere methodes of onderzoeksmogelijkheden zijn geweest. Men moest het doen aan de hand van aannames, want PX-10 was niet meer beschikbaar.
Op het moment dat bij Drost Letselschade de meldingen binnen stroomden betreffende letselschade ten gevolge van blootstelling aan het giftige Chroom-6 bij Defensie, meldden zich bij Drost ook al een aantal slachtoffers, die bij Defensie gewerkt hadden met PX-10 en van mening zijn daardoor gezondheidsschade opgelopen te hebben.