De Haagse rechtbank heeft een opmerkelijk beschikking gewezen. In een deelgeschil woog de rechter de culturele achtergrond van een Turks-Nederlands letselschadeslachtoffer mee. De rechter overwoog dat de vrouw, die op 10-jarige leeftijd een ernstig ongeluk kreeg, gelet op haar Turkse culturele achtergrond, op 26 jarige leeftijd – met een partner – kinderen zou hebben. De vrouw zou daarom vanaf haar 26e, 10 jaar niet werken en daarna voor 50% werkzaam zijn. De rechter volgde daarmee de stelling die REAAL-schadeverzekeringen had betrokken in de procedure.
De rechter overwoog over het verlies van verdienvermogen:
“De rechtbank stelt voorop dat beoordeling van de omvang van de causale schade wegens verlies van verdienvermogen in zijn algemeenheid geschiedt door vergelijking van de feitelijke inkomenssituatie na het ongeval met de hypothetische situatie bij wegdenken van het ongeval. Bij zo’n vergelijking komt het aan op een schatting naar redelijkheid door de rechter van de goede en kwade kansen. Aan een benadeelde die blijvende letselschade heeft opgelopen mogen daarbij geen strenge eisen worden gesteld met betrekking tot het te leveren bewijs van (schade wegens het derven van) de arbeidsinkomsten die de benadeelde in de toekomst zou hebben genoten in de hypothetische situatie dat het ongeval niet zou hebben plaatsgehad. Het is immers de aansprakelijke veroorzaker van het ongeval die aan de benadeelde de mogelijkheid heeft ontnomen om zekerheid te verschaffen omtrent hetgeen in die hypothetische situatie zou zijn geschied.”
(…)
“Het komt bij deze kwestie aan op de redelijke verwachting van de rechter omtrent toekomstige ontwikkelingen van [C], het ongeval weggedacht. De rechtbank acht het redelijk te veronderstellen dat [C], als vrouw in Nederland en gegeven haar culturele achtergrond en persoonlijke omstandigheden, een partner zou hebben gevonden en rond haar 26e levensjaar (in het jaar 2019) kinderen zou hebben gekregen. Gezien de huidige en te verwachten economische situatie, ook in de kinderopvang, is het redelijk te veronderstellen dat [C] in verband met de geboorte van haar kinderen gedurende 10 jaar niet zou hebben gewerkt en vervolgens vanaf haar 36e levensjaar tot haar 67e levensjaar, conform de door Reaal voorgestelde 50% ofwel 20 uur per week werkzaam zou geweest. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat slechts een kleine groep vrouwen na de geboorte van kinderen fulltime blijft werken en derhalve de verzorging en opvoeding van die kinderen voor een belangrijk deel aan derden over laat, terwijl niet is onderbouwd dat [C] tot deze kleine groep vrouwen behoort.”
College voor de Rechten van de Mens
Het Algemeen Dagblad meldt in haar berichtgeving dat het College voor de Rechten van de Mens, een onafhankelijke instantie die individuele gevallen onderzoekt op bijvoorbeeld discriminatie, nog niet eerder is tegengekomen dat afkomst een rol speelt bij de bepaling van letselschade. ‘Wij zeggen: beoordeel het individu. Als statistische gegevens worden gebruikt, moeten die wel actueel en relevant zijn.’
Grondwet
Volgens letselschade-expert Yme Drost worden door de Haagse rechter kennelijk strengere eisen gesteld aan “medelanders” met betrekking tot het te leveren bewijs van schade wegens het derven van arbeidsinkomsten, dan aan Nederlanders. Drost noemt het daarom een “slachtoffer onvriendelijke uitspraak, die de klok van de maatschappelijke re-integratie terugzet in de tijd.” Ook vindt Drost de uitspraak twijfelachtig op basis van de Grondwet: “Allen die zich in Nederland bevinden, moeten in gelijke gevallen gelijk worden behandeld. De rechter weegt in de beschikking de culturele achtergrond mee en dat is naar mijn mening een stap te ver.”
De volledige beschikking van de Haagse rechtbank vindt u hier.