Uittreksel van het Verdrag van de Raad van Europa inzake de bescherming van kinderen tegen seksuele uitbuiting en seksueel misbruik (Lanzarote 25 oktober 2007). Kortweg het verdrag van Lanzarote genoemd.
(Inwerkingtreding voor Nederland 1 juli 2010)

Preambule

De lidstaten van de Raad van Europa en de andere Staten die dit Verdrag hebben ondertekend,
(…)
Overwegend dat elk kind recht heeft op de beschermende maatregelen, van de zijde van zijn familie, de maatschappij en de Staat, die vanwege zijn status van minderjarige noodzakelijk zijn;

Opmerkend dat de seksuele uitbuiting van kinderen, met name kinderpornografie en -prostitutie, en alle vormen van seksueel misbruik van kinderen, met inbegrip van in het buitenland verrichte handelingen, zeer schadelijke gevolgen hebben voor de gezondheid van kinderen en hun psychosociale ontwikkeling;

Opmerkend dat de seksuele uitbuiting en het seksueel misbruik van kinderen zowel op nationaal als internationaal niveau verontrustende proporties hebben aangenomen, met name door het toegenomen gebruik door zowel kinderen als daders van informatie- en communicatietechnologieën (ICT), en dat het voorkomen en bestrijden van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen internationale samenwerking vereist;

Overwegend dat het welzijn en de belangen van kinderen fundamentele waarden zijn die door alle lidstaten worden gedeeld en die dienen te worden bevorderd zonder aanziens des persoons;
(…)

Artikel 1 Doelstellingen

1. De doelstellingen van dit Verdrag zijn:
a. het voorkomen en bestrijden van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen;
b. het beschermen van de rechten van kinderen die het slachtoffer zijn van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik;
c. het bevorderen van nationale en internationale samenwerking bij de bestrijding van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen.
2. Teneinde de doeltreffende uitvoering van de bepalingen door de Partijen te waarborgen, wordt bij dit Verdrag een specifiek mechanisme voor toezicht ingesteld.

Artikel 2 Beginsel van non-discriminatie

De uitvoering van de bepalingen van dit Verdrag door de Partijen, met name het genot van maatregelen ter bescherming van de rechten van slachtoffers, wordt gewaarborgd zonder enige discriminatie op welke grond dan ook, zoals geslacht, ras, kleur, taal, godsdienst, politieke of andere mening, nationale of maatschappelijke afkomst, het behoren tot een nationale minderheid, vermogen, geboorte, seksuele geaardheid, gezondheid, handicap of andere status.

Artikel 3 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van dit Verdrag wordt verstaan onder:
a. „kind” iedere persoon jonger dan achttien jaar;
b. „seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen” het gedrag zoals bedoeld in de artikelen 18 tot en met 23 van dit Verdrag;
c. „slachtoffer” elk kind dat onderworpen is aan seksuele uitbuiting of seksueel misbruik.

HOOFDSTUK II PREVENTIEVE MAATREGELEN

Artikel 4 Beginselen

Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om alle vormen van seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen te voorkomen en om kinderen te beschermen.

(…)

Artikel 8.  Maatregelen gericht op het algemene publiek

1. Elke Partij voert bewustwordingscampagnes uit, of bevordert deze, gericht op het algemene publiek waarin informatie wordt gegeven over het verschijnsel seksuele uitbuiting en seksueel misbruik van kinderen en over preventieve maatregelen die kunnen worden genomen.
2. Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om de verspreiding van materiaal waarin de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten worden gepromoot, te voorkomen of te verbieden.

(…)

HOOFDSTUK VI.  MATERIEEL STRAFRECHT

Artikel 26 Aansprakelijkheid van rechtspersonen

1. Elke Partij neemt de wettelijke en andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld voor een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit, wanneer dit te zijner voordeel wordt gepleegd door een natuurlijke persoon, individueel handelend of als lid van een orgaan van de rechtspersoon, die binnen die rechtspersoon een leidinggevende functie vervult die gebaseerd is op
a. de bevoegdheid om de rechtspersoon te vertegenwoordigen;
b. de bevoegdheid om in naam van de rechtspersoon beslissingen te nemen;
c. de bevoegdheid om binnen de rechtspersoon controle uit te oefenen.
2. Afgezien van de reeds in het eerste lid voorziene gevallen, neemt elke Partij de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat een rechtspersoon aansprakelijk kan worden gesteld, wanneer het gebrek aan toezicht of controle van de zijde van een natuurlijke persoon als bedoeld in het eerste lid het plegen van een overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gesteld feit ten voordele van genoemde rechtspersoon door een aan diens gezag onderworpen natuurlijke persoon mogelijk heeft gemaakt.
3. Afhankelijk van de rechtsbeginselen van de Partij, kan de aansprakelijkheid van een rechtspersoon strafrechtelijk, civielrechtelijk of bestuursrechtelijk zijn.
4. Deze aansprakelijkheid geldt onverminderd de strafrechtelijke aansprakelijkheid van de natuurlijke personen die het strafbare feit hebben gepleegd.

Artikel 27 Sancties en maatregelen

1. Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat op de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen worden gesteld, rekening houdend met de ernst van de feiten. Deze sancties omvatten straffen die vrijheidsbeneming met zich mee kunnen brengen en tot uitlevering kunnen leiden.
2. Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om te waarborgen dat rechtspersonen die aansprakelijk worden gesteld overeenkomstig artikel 26 onderworpen worden aan doeltreffende, evenredige en afschrikkende straffen, met inbegrip van strafrechtelijke of niet-strafrechtelijke boetes, en kunnen andere maatregelen omvatten, met name:
a. uitsluiting van het recht op overheidsvoorzieningen of -steun;
b. een tijdelijk of permanent verbod op het uitoefenen van commerciële activiteiten;
c. plaatsing onder gerechtelijk toezicht;
d. gerechtelijke maatregel tot liquidatie.
3. Elke Partij neemt de wetgevende of andere maatregelen die nodig zijn om:
a. te voorzien in de inbeslagneming en confiscatie van:
– goederen, documenten en andere hulpmiddelen die zijn gebruikt bij het plegen van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten of bij het vergemakkelijken van het plegen daarvan;
– de opbrengsten afkomstig van dergelijke strafbare feiten of bezittingen waarvan de waarde overeenkomt met dergelijke opbrengsten;
b. de tijdelijke of permanente sluiting mogelijk te maken van vestigingen die zijn gebruikt voor het plegen van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten, onverminderd de rechten van derden die te goeder trouw zijn, of om de dader tijdelijk of permanent te verbieden de activiteit uit te oefenen, hetzij beroepsmatig, hetzij vrijwillig, waarbij hij of zij met kinderen in aanraking komt en tijdens welke het strafbaar feit is gepleegd.
4. Elke Partij kan andere maatregelen nemen met betrekking tot daders, zoals het ontnemen van de ouderlijke macht of het controleren van of toezicht houden op veroordeelde personen.
5. Elke Partij mag vaststellen dat de opbrengsten van strafbare feiten of de in overeenstemming met dit artikel geconfisqueerde bezittingen worden toegewezen aan een speciaal fonds ter financiering van preventie- en hulpprogramma’s voor slachtoffers van de overeenkomstig dit Verdrag strafbaar gestelde feiten.

(…)

De volledige tekst van het verdrag van Lanzarote vindt u hier.